GEMEENTE HOUTHALEN-HELCHTEREN

Zitting van 26 oktober 2020

van 15.00 tot 16.00uur

 

Aanwezig:

Alain Yzermans, burgemeester

Jef Verpoorten, Luc Melotte, Muhammet Oktay, Hanne Kellens, Mustafa Aytar, Myriam Bellio, Göksal Kanli, schepenen

Wim Haest, algemeen directeur

 

Vanaf punt 44 verlaat schepen Myriam Bellio de zitting.

Vanaf punt 45 treedt schepen Myriam Bellio de vergaderzaal binnen en neemt deel aan de besprekingen.

 

 

Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Besloten zitting

Goedkeuring verslag van de vergadering van het college van burgemeester en schepenen van 19 oktober 2020.

Besluit:

De notulen van de vorige vergadering van het college van burgemeester en schepenen van 19 oktober 2020 worden goedgekeurd.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Besloten zitting

Deelname Corona Impact Monitor Lokale Besturen

Besluit:

Artikel 1

De gemeente doet een beroep op de opdrachtencentrale van Cipal dv via de raamovereenkomst

burgerparticipatie: een digitaal participatieplatform en burgerpanels. (Bestek nr. CSMRTBUR19).

 

Artikel 2

Het college van burgemeester en schepenen beslist om Houthalen-Helchteren in te schrijven voor het onderdeel Meting 1 van de post corona monitor lokale besturen.

 

Artikel 3

De betaling zal gebeuren overeenkomstig de bepalingen voorzien in de offerte en met het krediet

ingeschreven in het exploitatiebudget van 2020, op budgetcode MJP000364 “Erelonen”, 61500100/0110.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Verantwoording exploitatietoelage 2020 aan Pro Challenge Helchteren

Besluit:

Artikel 1

De verantwoording van de toelage 2020 aan Pro Challenge Helchteren goed te keuren voor een bedrag van € 9.020,23.
 

Artikel 2

Het college vordert het niet-verantwoorde deel van 2020 tbv. € 979,77 terug.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Verantwoording exploitatietoelage 2019 aan Sintvrienden

Besluit:

De verantwoording van de toelage 2019 aan Sintvrienden goed te keuren.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Bestelbons overheidsopdrachten

Besluit:

Kennis te nemen van de gunning door de algemeen directeur van volgende bestelbonnen met betrekking tot het dienstjaar 2020 conform haar beslissing van 17 februari 2020:

 

Bestelbon 2020006178

Bestelbon 2020006185 t/m 2020006186

Bestelbon 2020006197 t/m 2020006200

Bestelbon 2020006206

Bestelbon 2020006209 t/m 2020006211

Bestelbon 2020006216

Bestelbon 2020006228

Bestelbon 2020006238

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Besloten zitting

Aanvraag vrijstelling van leegstandsheffing Daalstraat 20

Gelet op de wetgeving ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt dit punt niet openbaar gemaakt.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Besloten zitting

CC Casino - voorontwerp exterieur (versie 2) - Goedkeuring voorontwerp

Besluit:

Artikel 1

Het college van burgemeester en schepenen keurt het voorontwerp (nieuwe versie) voor de restauratie van het exterieur CC Casino, opgesteld door De Architectengroep bvba, KBO-nr. 447640272, Lebonstraat 86 te 2440 Geel, goed.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Besloten zitting

Bouw van lokalen Chiro Meulenberg - Goedkeuring verrekening 2

Besluit:

Artikel 1

Goedkeuring wordt verleend aan verrekening 2 van de opdracht “Bouw van lokalen Chiro Meulenberg” voor het totaal bedrag in meer van € 15.764,79 excl. btw of € 19.075,40 incl. 21% btw, met inbegrip van:

  • Afbraak en afvoer van bestaande containers: € 7.500,00 excl. btw (Diliën Metaalwerken)
    • Totaal Diliën Metaalwerken: € 7.500,00 excl. btw of € 9.075,00 incl. 21% btw

 

  • Nieuwe aansluiting elektriciteit: € 1.761,79 excl. btw (Fluvius System Operator cv)
  • Elektriciteitsnet: uitbreidingen en aanpassingen: € 6.503,00 excl. btw (Fluvius System Operator cv)
    • Totaal Fluvius System Operator cv: € 8.264,79 excl. btw of € 10.000,40 incl. 21% btw

 

Artikel 2

De uitgave voor deze verrekening is voorzien in het meerjarenplan 2020-2025 op:

  • budgetcode MJP000968 ‘Afbraak gebouwen’, 22100500/0119 voor de afbraak en afvoer van de bestaande containers;
  • budgetcode MJP001352 ‘Overdracht 2019: Chirolokalen Meulenberg’, 22100000/0119 voor de nieuwe aansluiting elektriciteit en de uitbreidingen en aanpassingen aan het elektriciteitsnet.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Besloten zitting

Raamovereenkomst netwerkgerelateerde aankopen - toetreding gemeente en OCMW Diepenbeek

Besluit:

Artikel 1

Aan zowel de gemeente Diepenbeek als OCMW Diepenbeek wordt toestemming gegeven om toe te

treden tot de raamovereenkomst 'Leveren, implementeren, onderhouden van netwerkgerelateerde materialen en diensten'.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Besloten zitting

Aankoop 4 bestelwagens  - Goedkeuring gunning

Besluit:

Artikel 1

De inschrijvers Bielen Garage nv en Garage Dams BVBA voldoen aan de criteria van de kwalitatieve selectie en worden geselecteerd.

 

Artikel 2

De offerte van Truck Trading Limburg nv wordt als nietig of onregelmatig beschouwd:

         voor het indienen van de offerte werd geen gebruik gemaakt van het indieningsplatform (E-Procurement). De offerte werd tevens ook te laat ingediend.

 

Artikel 3

De offertes van Bielen Garage nv en Garage Dams BVBA worden als volledig en regelmatig beschouwd.

 

Artikel 4

Goedkeuring wordt verleend aan het verslag van nazicht van de offertes van 5 oktober 2020, opgesteld door Beleidsdomein Patrimonium - Team Gebouwenbeheer.

 

Artikel 5

De opdracht “Aankoop 4 bestelwagens” wordt gegund aan de economisch meest voordelige bieder (op basis van de beste prijs-kwaliteitsverhouding), zijnde Bielen Garage nv, KBO-nr. 0430.809.068, Kapelstraat 168 te 3550 Heusden-Zolder, tegen het nagerekende en verbeterde offertebedrag van € 118.600,00 excl. btw of € 143.506,00 incl. 21% btw, met inbegrip van :

         4 x bestelwagen met dubbele cabine (6p) en open kipbak aan € 29.650,00 excl. btw of € 35.876,50 incl. 21% btw per wagen (incl. € 300,00 korting excl. btw of € 363,00 korting incl. 21% btw per wagen).

De prijs van de opbouw van de kipper volgens de offerte in bijlage is inbegrepen in de totaalprijs van de bestelwagens zoals vermeld op de offerte van de bestelwagens. De speciale opties zijn ook inbegrepen in de totaalprijs van de bestelwagens, zoals gemotiveerd in de mail van 6 oktober 2020 in bijlage.

 

Er dient geen jaarlijkse onderhoudscontract voorzien te worden. Het eerste onderhoud is gratis.

 

De waarborgtermijn wordt vastgesteld op 60 maanden.
De leveringstermijn wordt vastgesteld op 110 kalenderdagen.

 

Artikel 6

De uitvoering moet gebeuren overeenkomstig de lastvoorwaarden vastgelegd in het bestek met nr. 2020/2367.

 

Artikel 7

De betaling zal gebeuren met het krediet ingeschreven in het meerjarenplan 2020-2025, op budgetcode MJP000953 “Aankoop voertuigen”, 24300000/0119.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Besloten zitting

Slopen van 14 verlichtingspalen op het voormalig voetbalveld Hortelstraat - Goedkeuring gunning en lastvoorwaarden

Besluit:

Artikel 1

De opdracht met nr. 2020/2406 en de raming voor de opdracht “Slopen van 14 verlichtingspalen op het voormalig voetbalveld Hortelstraat”, opgesteld door Beleidsdomein Leefomgeving - Team Milieu & Duurzaamheid worden goedgekeurd. De raming bedraagt € 4.130,00 excl. btw of € 4.997,30 incl. 21% btw.

 

Artikel 2

Bovengenoemde opdracht komt tot stand bij wijze van de aanvaarde factuur (overheidsopdracht van beperkte waarde).

 

Artikel 3

De inschrijvers De Coster Dominique nv en Ruiz Groep voldoen aan de criteria van de kwalitatieve selectie en worden geselecteerd.

 

Artikel 4

De offertes van De Coster Dominique nv en Ruiz Groep worden als volledig en regelmatig beschouwd.

 

Artikel 5

Goedkeuring wordt verleend aan het verslag van nazicht van de offertes van 13 oktober 2020, opgesteld door Beleidsdomein Leefomgeving - Team Milieu & Duurzaamheid.

 

Artikel 6

Deze opdracht wordt gegund aan de economisch meest voordelige bieder (op basis van de prijs), zijnde Ruiz Groep, KBO-nr. 0597.882.264, Centrum-Zuid 1515 te 3530 Houthalen-Helchteren, tegen het nagerekende offertebedrag van € 2.596,00 excl. btw of € 3.141,16 incl. 21% btw.

 

Artikel 7

De betaling zal gebeuren overeenkomstig de bepalingen voorzien in de offerte en met het krediet ingeschreven in het meerjarenplan 2020-2025, op budgetcode MJP000968 “Afbraak gebouwen”, 22100500/0119.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Voorstel ambtshalve schrapping

Gelet op de wetgeving ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt dit punt niet openbaar gemaakt.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Voorstel ambtshalve schrapping.

Gelet op de wetgeving ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt dit punt niet openbaar gemaakt.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Voorstel ambtshalve schrapping

Gelet op de wetgeving ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt dit punt niet openbaar gemaakt.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in een niet-vacante betrekking van een kleuteronderwijzer voor 24/24 lestijden aan de gemeentelijke basisschool 't Centrum (korte vervanging).

Gelet op de wetgeving ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt dit punt niet openbaar gemaakt.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Tijdelijke aanstelling in een niet-vacante betrekking van een onderwijzer voor 12/24 lestijden aan de gemeentelijke lagere school De Lakerberg (korte vervanging).

Gelet op de wetgeving ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt dit punt niet openbaar gemaakt.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Tijdelijke aanstelling in een niet-vacante betrekking van een onderwijzer voor 12/24 lestijden aan de gemeentelijke lagere school De Griffel (korte vervanging).

Gelet op de wetgeving ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt dit punt niet openbaar gemaakt.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Tijdelijke aanstelling in een niet-vacante betrekking van een onderwijzer voor 12/24 lestijden aan de gemeentelijke lagere school De Griffel (korte vervanging).

Gelet op de wetgeving ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt dit punt niet openbaar gemaakt.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Tijdelijke aanstelling in een niet-vacante betrekking van een onderwijzer voor 7/24 lestijden aan de gemeentelijke lagere school De Griffel.

Gelet op de wetgeving ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt dit punt niet openbaar gemaakt.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Tijdelijke aanstelling in een niet-vacante betrekking van een onderwijzer voor 24/24 lestijden aan de gemeentelijke lagere school De Lakerberg (korte vervanging).

Gelet op de wetgeving ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt dit punt niet openbaar gemaakt.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Tijdelijke aanstelling in een niet-vacante betrekking van een onderwijzer voor 24/24 lestijden aan de gemeentelijke basisschool 't Centrum (korte vervanging).

Gelet op de wetgeving ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt dit punt niet openbaar gemaakt.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Tijdelijke aanstelling in een niet-vacante betrekking van een onderwijzer voor 24/24 lestijden aan de gemeentelijke lagere school De Lakerberg (korte vervanging).

Gelet op de wetgeving ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt dit punt niet openbaar gemaakt.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Tijdelijke aanstelling in een niet-vacante betrekking van een leermeester lichamelijke opvoeding voor 24/24 lestijden aan de gemeentelijke kleuterschool De Kleine Kunstenaar.

Gelet op de wetgeving ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt dit punt niet openbaar gemaakt.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Tijdelijke aanstelling in een niet-vacante betrekking van een leermeester lichamelijke opvoeding voor 12/24 lestijden aan de gemeentelijke lagere school De Griffel.

Gelet op de wetgeving ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt dit punt niet openbaar gemaakt.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Besloten zitting

Aankoop geschenkcheques voor de personeelsleden van het gemeentelijk onderwijs.

Besluit:

Artikel 1

Het college besluit geschenkcheques aan te kopen voor de gepensioneerde personeelsleden en de personeelsleden die een tewerkstelling van 25 jaar dienst bereikt hebben in het gemeentelijk onderwijs in 2020 conform het reglement van 23 december 2004.

 

Artikel 2

De geschenkcheques aan de personeelsleden te overhandigen.

 

Artikel 3

De kosten te vereffenen onder:

         MJP000700 'Geschenkcheques gemeente'

         algemeen rekeningnummer 62336000 'Geschenkcheques'

         beleidsveld 0112 van het budget 2020.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Openbare zitting

Aanvraag columbariumconcessie

Besluit:

Artikel 1

De aanvraag  om een columbariumconcessie op de gemeentelijke begraafplaats van Houthalen te bekomen wordt ingewilligd onder de  voorwaarden vermeld in het gemeentelijk politiereglement van toepassing op de gemeentelijke begraafplaats.

 

Een columbariumconcessie voor 50 jaar op de gemeentelijke begraafplaats wordt aan de aanvrager toegestaan voor het inrichten van een begraafplaats

 

De prijs van deze vergunning wordt ingevolge het door de gemeenteraad goedgekeurde tarief vastgesteld op 500 euro.

 

Artikel 2

De juiste ligging van de columbarium zal door de Burgemeester aangewezen worden.

 

Artikel 3

Krachtens artikel 11 van de wet van 20 juli 1971 kan bij verwaarlozing van de concessie een einde gemaakt worden aan het recht op concessie.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Openbare zitting

Aanvraag columbariumconcessie

Besluit:

Artikel 1

De aanvraag  om een columbariumconcessie op de gemeentelijke begraafplaats van Houthalen te bekomen wordt ingewilligd onder de  voorwaarden vermeld in het gemeentelijk politiereglement van toepassing op de gemeentelijke begraafplaats.

 

Een columbariumconcessie voor 50 jaar op de gemeentelijke begraafplaats wordt aan de aanvrager toegestaan voor het inrichten van een begraafplaats

 

De prijs van deze vergunning wordt ingevolge het door de gemeenteraad goedgekeurde tarief vastgesteld op 500 euro.

 

Artikel 2

De juiste ligging van de columbarium zal door de Burgemeester aangewezen worden.

 

Artikel 3

Krachtens artikel 11 van de wet van 20 juli 1971 kan bij verwaarlozing van de concessie een einde gemaakt worden aan het recht op concessie.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Besloten zitting

Aanpassing vrijwilligerslijst team maatschappelijke participatie.

Besluit:

Artikel 1

Bovenstaande personen toe te voegen aan de lijst vrijwilligers/kunstenaars voor de werkingen en evenementen van het team MPA en goed te keuren voor de periode 2020 tem 2025.

 

Artikel 2

De vergoedingen worden vereffend via budgetten team MPA/samenleving:

         MJP 000152 - algemene rekening 61400100 - beleidsveld 0705

         MJP 000164 - algemene rekening 61400100 - beleidsveld 0705

         MJP 000198 - algemene rekening 61400100 - beleidsveld 0710

         MJP 000162 - algemene rekening 61400100 - beleidsveld 0705

         MJP 000334 - algemene rekening 61400100 - beleidsveld 0741

         MJP 000917 - algemene rekening 61400100 - beleidsveld 0705

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Besloten zitting

Oproep SVK Pro door de VMSW: goedkeuring behoeftebepaling aangereikt door SVPWL

Besluit:

Artikel 1

Akkoord te gaan met het voorstel van SVPWL omtrent de behoeftebepaling van SVK Pro voor Houthalen-Helchteren, namelijk:

- maximaal 10 panden

- geen voorkeur appartementen/woningen

- voorkeurtypes: 40% type 1/2, 30 % type 2/4, 30% type 3/5.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Besloten zitting

Principieel akkoord: Toekomst dieren Wild- en wandelpark

Besluit:

Artikel 1

Volgende diersoorten te houden in het wild- en wandelpark: everzwijnen, resterende damherten, de 2 hangbuikzwijnen en 2 Götinger varkentjes met als gevolg dat een aanvraag tot erkenning als dierentuin noodzakelijk is.

 

Artikel 2

De mannelijke everzwijnen te castreren (niet chemisch) zodat de huidige populatie niet meer toeneemt.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Verlenen van een omgevingsvergunning voor bijstellen verkaveling ivm kappen van bomen_Oude Cité 8_2020081840

Besluit:

Artikel 1.

De aanvraag ingediend door Marnic Thijs inzake het bijstellen verkaveling ivm kappen van bomengelegen Oude Cité 10, 12, 14, 6 en 8, met als kadastrale omschrijving: afdeling 1 sectie B nrs. 1038G, 1038C, 1038D, 1038F en 1038E voorwaardelijk te vergunnen.

 

Artikel 2.

Volgende voorwaarden en/of lasten worden opgelegd:

- Deze aanvraag heeft betrekking tot bijstelling van de verkavelingsvoorwaarden, voor kapping dient er derhalve ten alle tijden nog een omgevingsvergunning te worden aangevraagd.

-De bomen mogen enkel gekapt worden buiten het broedseizoen (broedseizoen van half februari tot half augustus).

-Er wordt een heraanplant uitgevoerd met 1 laagstam loofboom zoals bv een dakplataan met min. diameter 10-12cm.

-De aanplanting gebeurt in het eerstvolgende plantseizoen na de uitvoering van de werken. Een plantseizoen loopt van november tot maart.

-Zorg voor voldoende doorwortelbaar volume zodat de bomen de kans krijgen om volwaardig uit te groeien.

-Bij uitval dient/dienen in het eerstvolgende plantseizoen de opengevallen plaats/plaatsen opnieuw te worden ingevuld. In ieder geval moet de aanvrager op zijn perceel per te kappen boom één nieuwe hoogstammige boom tot volle wasdom brengen

 

Volgens artikel 59§2 van de Vlaamse Codex RO moet de bijgevoegde bekendmaking worden aangeplakt op het perceel binnen de 10 dagen na ontvangst van de beslissing en de datum van aanplakking moet worden ingegeven op het omgevingsloket + foto per mail aan: omgeving@houthalen-helchteren.be

 

Bijzondere aandachtspunten

 

Op het volledige grondgebied van de gemeente Houthalen-Helchteren wordt momenteel een ruimtelijk onderzoek gevoerd in het kader van de aanleg van een nieuwe Noord-Zuidverbinding Limburg (N74). Het is belangrijk dat iedere aanvrager van een omgevingsvergunning in de gemeente zich bewust is van (de huidige fase van) het lopende ruimtelijk onderzoek en de mogelijke impact hiervan op de aanvragen (zowel in positieve als negatieve zin). Dit geldt in het bijzonder voor de aanvragen tot omgevingsvergunningen met betrekking tot percelen gelegen op of langsheen de tracés van de zeven te onderzoeken alternatieven (zoals omschreven in de alternatievenonderzoeksnota).

 

Decreet complex project

 

Met het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten, het besluit van 12 december 2014 tot uitvoering van het decreet complexe projecten en het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten ter uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, is de regelgeving inzake complexe projecten sinds 1 maart 2015 van kracht.

 

Noord-Zuidverbinding Limburg als complex project

 

In 2017 werd de Noord-Zuidverbinding Limburg aangeduid als een complex project. Daarmee volgt het de nieuwe procesaanpak van de complexe projectenprocedure die bestaat uit vier fases: de verkenningsfase, de onderzoeksfase, de uitwerkingsfase en de uitvoeringsfase. De fases zijn gescheiden door drie vaste beslismomenten: de startbeslissing, het voorkeursbesluit en het projectbesluit.

 

Onderzoeksfase

Op 16 maart 2018 heeft de Vlaamse Regering een startbeslissing genomen over het complex project ‘Noord-Zuidverbinding Limburg’ en een bijhorende procesnota bekend gemaakt. De startbeslissing betekent de afronding van de verkenningsfase in de procesaanpak voor de complexe projecten. Vervolgens begint de onderzoeksfase die uiteindelijk moet leiden tot een voorkeursbesluit over het project. Daarvoor moeten verschillende alternatieven op een geïntegreerde manier onderzocht en afgewogen worden.

Voorafgaand aan het onderzoek wordt een Alternatievenonderzoeksnota (AON) opgemaakt. De AON brengt alle belanghebbenden en geïnteresseerde burgers op de hoogte van het project, de ambities, de alternatieven en het onderzoek. Bovendien zorgt de nota ervoor dat iedereen kan reageren op de te onderzoeken alternatieven en de methodologie van het onderzoek. Eenieder kan de AON via de projectwebsite (https://www.noordzuidlimburg.be/documenten) raadplegen. Indien dit nodig zou zijn, kan een geactualiseerde AON (en bijhorend overwegingsdocument) opgemaakt worden na het doorlopen van de adviesronde en publieke raadpleging.

De AON beschrijft zeven te onderzoeken alternatieven, die verschillende tracés volgen voor de nieuwe Noord-Zuidverbinding (N74) op het grondgebied van de gemeente Houthalen-Helchteren. Drie alternatieven volgen het tracé van de Grote Baan (N715), twee alternatieven volgen een westelijke omleiding, en twee alternatieven volgen een verschillende oostelijke omleiding.

Wanneer de Vlaamse Regering een voorkeursbesluit neemt inzake de Nood-Zuidverbinding Limburg zal het gekozen tracé en bijhorende zoekzones duidelijk afgebakend worden. Dit biedt meteen een rechtsgrond om aanvragen tot omgevingsvergunningen indien nodig te weigeren op basis van onverenigbaarheid met het voorkeursbesluit. Tevens kan het voorkeursbesluit een bouwverbod of bouwbeperkingen inhouden in bepaalde zones. De definitieve vaststelling van het voorkeursbesluit is momenteel voorzien in het najaar van 2021.

 

Platform vergunningen Noord-Zuidverbinding Limburg

Om de realisatie van de nieuwe Noord-Zuidverbinding Limburg (N74) en het voorkeursbesluit niet verder te hypothekeren, is een platform/overleg opgericht dat alle betrokken overheidsinstanties samenbrengt om de relevante aanvragen tot omgevingsvergunningen te bespreken. Het gaat dan concreet om volgende instanties: gemeente Houthalen-Helchteren, Departement Omgeving, De Werkvennootschap, Agentschap Wegen & Verkeer, en de Provincie Limburg.

Momenteel worden de aanvragen tot omgevingsvergunningen beoordeeld door het platform op basis van hun impact op de verdere uitwerking en realisatie van de nieuwe Noord-Zuidverbinding Limburg (N74). Aanvragen die zich situeren binnen de contouren van de hierboven vernoemde tracés zullen derhalve met de nodige voorzichtigheid en terughoudendheid behandeld worden. De betrokken overheidsinstanties zijn immers gebonden door de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder bij het verlenen van vergunningen aan burgers en bedrijven.

 

 

Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

 

Artikel 99. § 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;

2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;

4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt;

5° als de kleinhandelsactiviteiten niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangen.

 

De termijn, vermeld in het eerste lid, 1°, kan evenwel, op verzoek van de vergunninghouder, voor een periode van twee jaar verlengd worden als hij aantoont dat de niet-verwezenlijking het gevolg is van een vreemde oorzaak die hem niet kan worden toegerekend. De vergunninghouder dient de aanvraag van de verlenging, op straffe van verval, met een beveiligde zending en minstens drie maanden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar in bij de overheid die de vergunning heeft verleend. Die overheid weigert de aanvraag van de verlenging alleen als:

1° er geen sprake is van een vreemde oorzaak die niet aan de vergunninghouder kan worden toegerekend;

2° de aangevraagde en vergunde handelingen strijdig zijn met inmiddels gewijzigde stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften.

 

De overheid bezorgt haar beslissing uiterlijk de dag van het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar. Bij ontstentenis van een beslissing wordt de verlenging geacht te zijn goedgekeurd. Als de verlenging wordt goedgekeurd, worden de termijnen, vermeld in het eerste lid, 3° en 4°, ook met twee jaar verlengd.

 

Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.

 

§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.

 

§ 2/1. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van kleinhandelsactiviteiten vervalt van rechtswege als de kleinhandelsactiviteiten meer dan vijf opeenvolgende jaren worden onderbroken.

 

§ 2/2. De omgevingsvergunning voor het wijzigen van de vegetatie vervalt van rechtswege als het wijzigen van de vegetatie niet binnen twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.

 

§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.

 

Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.

 

Artikel 100. De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.

 

In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als aktename en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.

 

Artikel 101. De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.

 

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.

 

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.

 

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI van de VCRO, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.

 

Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

 

Artikel 52. De Vlaamse Regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar zijn bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.

 

De Vlaamse Regering bepaalt in welke gevallen de gewestelijke omgevingsambtenaar over het beroep kan beslissen.

 

De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.

 

Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:

1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;

2° het betrokken publiek;

3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;

4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;

5° ...;

6° de leidend ambtenaar van het Departement Omgeving of, bij zijn afwezigheid, zijn gemachtigde;

7° de leidend ambtenaar van het Agentschap Innoveren en Ondernemen of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde, als het project vergunningsplichtige kleinhandelsactiviteiten omvat;

8° de leidend ambtenaar van het agentschap, bevoegd voor natuur en bos, of, bij zijn afwezigheid, zijn gemachtigde als het project vergunningsplichtige wijzigingen van de vegetatie omvat.

 

Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:

1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;

2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;

3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.

 

Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.

 

In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:

1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;

2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;

3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.

 

Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.

 

Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:

1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;

2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;

3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.

 

De Vlaamse Regering bepaalt, eventueel met inbegrip van een onontvankelijkheidssanctie, nadere regels met betrekking tot de opbouw en de inhoud van het beroepsschrift en de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.

 

Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de provinciale respectievelijk gewestelijke omgevingsambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.

 

Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de provinciale respectievelijk gewestelijke omgevingsambtenaar of de door hem gemachtigde de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.

 

Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.

 

Artikel 57/1. Beroepen inzake omgevingsvergunningen die uitsluitend kleinhandelsactiviteiten omvatten en die louter gebaseerd zijn op economische criteria in functie van economische doelstellingen, zijn onontvankelijk.

 

Artikel 58. Het resultaat van het onderzoek, vermeld in artikel 57, wordt aan de beroepsindiener binnen een termijn van dertig dagen die ingaat de dag na de datum van de verzending van het beroepschrift per beveiligde zending meegedeeld.

 

De onvolledigheid of onontvankelijkheid heeft van rechtswege de stopzetting van de beroepsprocedure tot gevolg. De beslissing wordt ter kennis gebracht van:

1° de beroepsindiener;

2° de vergunningsaanvrager;

3° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;

4° het college van burgemeester en schepenen.

 

Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

 

Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:

1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;

2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;

3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:

a)      een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;

b)      b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden;

4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.

 

Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:

1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;

2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;

3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.

 

Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.

 

Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.

 

Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.

 

De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.

 

Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.

 

Mededeling

 

Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Verlenen van een omgevingsvergunning voor het afbreken van bestaande magazijnen en de bouw van nieuwe, hogere magazijnen met een kantoor. De aanvraag betreft de exploitatie van een bedrijf met opslag en bewerking van kunststof materialen gelegen, Europark 1081, OMV_2020077629

Besluit:

Artikel 1.

De aanvraag ingediend door ECO-oh! Distribution BVBA, inzake het afbreken van bestaande magazijnen en de bouw van nieuwe, hogere magazijnen met een kantoor. De aanvraag betreft de exploitatie van een bedrijf met opslag en bewerking van kunststof materialengelegen Europark 1081 en 2070, met als kadastrale omschrijving: afdeling 1 sectie D nrs. 870V3 en 870T3voorwaardelijk te vergunnen.

 

De ingedeelde inrichting voor de volgende rubrieken omvat
 

12.2.2°

Een transfo van 2500 kVA (totale eenheden: 2500 kVA)

klasse 2

12.3.2°

5 batterijladers van elk 5 kW voor het laden van de elektrische heftrucks, een totaal geïnstalleerd vermogen van 25 kW (totale eenheden: 25 kW)

klasse 3

15.1.1°

Een stalplaats voor 5 elektrische heftrucks (totale eenheden: 5 aantal voertuigen)

klasse 3

16.3.2°b)

2 chillers van elk 250 kW en een warmtepomp van 50 kW; in totaal een geïnstalleerd vermogen van 300 kW (totale eenheden: 300 kW)

klasse 2

23.2.2°a)

4 extrusielijnen van respectievelijk 142 kW, 281 kW, 302 kW en 332 kW; in totaal een geïnstalleerd vermogen van 1057 kW (totale eenheden: 1057 kW)

klasse 2

23.3.1°c)

De opslag van 100 ton kunststofgranulaat in kleine silo's binnen en de opslag van 1800 ton extrusieproducten binnen in een magazijn. (totale eenheden: 1900 ton)

klasse 2

23.3.1°d)

Opslag van 1200 ton kunststofgranulaat in 8 silo's buiten van elk 150 ton. (totale eenheden: 1200 ton)

klasse 2

 

Artikel 2.

Volgende voorwaarden en/of lasten worden opgelegd:

Stedenbouwkundige voorwaarden

  • de aanvrager dient het Algemeen Waterverkoopreglement, de aanvullende voorwaarden en de aanvullende technische voorschriften van de rioolbeheerder Fluvius na te leven. Daarnaast dient de aanvrager de voorwaarden zoals bepaald in afdeling 6.2.2. van Vlarem II na te leven voor de afvoer van hemel- en afvalwater.

Indien voor het bouwproject een aansluiting op de openbare riolering noodzakelijk is dan dient de aanvrager zo snel mogelijk na het bekomen van de bouwvergunning zijn aanvraag tot aansluiting op het openbaar saneringsnetwerk online aan te vragen via de website van Fluvius. Fluvius bepaalt de locatie en diepte van de huisaansluitingen. Alleen Fluvius of een door haar aangestelde uitvoerder zorgt voor de realisatie van het gedeelte van de aansluiting dat in het openbaar domein ligt tot aan de perceelsgrens van de eigendom

De klant dient zelf in te staan voor het plaatsen van de privériolering voor het bouwproject en is verplicht deze uit te voeren volgens de wettelijke bepalingen ter zake, ondermeer dient voldaan te zijn aan de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater van 5/07/2013 (GSV “hemelwater”).

Indien de privériolering niet correct en volledig volgens deze wettelijke bepalingen werd uitgevoerd, zelfs indien dit niet expliciet door de stedenbouwkundige vergunning opgelegd is, behoudt Fluvius het recht om de woning niet aan te sluiten op het rioleringsnet.

Indien de bouwplannen en meer specifiek het rioleringsplan niet in overeenstemming zijn met deze voorschriften hebben deze voorschriften voorrang.

We raden aan om:

o         Geen sifonputjes te plaatsen op vuilwaterafvoerleidingen aangezien in deze putjes vaak verstopping optreedt en alle toestellen in de woning in principe reeds over een waterslot/sifon beschikken.

o         In het kader van herbruik van hemelwater, het water van de hemelwaterput voor de spoeling van alle WC’s, kranen voor kuiswater en wasmachines in deze werken te gebruiken.

o         Een terugslagklep te plaatsen op de overloop van de hemelwaterput om terugstuwing vanuit de riolering te vermijden.

o         De noodzakelijke ontluchting te voorzien op het private vuilwaterafvoerstelsel (bvb: ontluchtingspijp door dak).

Door het in voege treden van het Algemeen Waterverkoopreglement is de keuring van privéwaterafvoer verplicht vanaf 1 juli 2011. Elke rioleringsaansluiting op het openbaar saneringsnet dient een keuring van de privéwaterafvoer te ondergaan conform artikel 12, §1 van het Algemeen Waterverkoopreglement en dit bij de eerste ingebruikname van de privéwaterafvoer.

Enkel de door Fluvius erkende keurders komen hiervoor in aanmerking.

  • Alle bouw- en puinafval alsook de funderingen moeten verwijderd worden volgens de milieu-reglementering ter zake.
  • Voldoen aan de voorwaarden van Brandweerzone Oost Limburg - Hulpverleningszone Oost (Genk) van 02/10/2020;

Volgens artikel 59§2 van de Vlaamse Codex RO moet de bijgevoegde bekendmaking worden aangeplakt op het perceel binnen de 10 dagen na ontvangst van de beslissing en de datum van aanplakking moet worden ingegeven op het omgevingsloket + foto per mail aan: omgeving@houthalen-helchteren.be

 

Milieuvoorwaarden

Voldoen aan de algemene en sectorale voorwaarden van VLAREM II EN III

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

Er dient onderzocht te worden of het niet voordelig/correct is om het zusterbedrijf samen met dit bedrijf als Milieutechnische eenheid te beschouwen op langere termijn.

 

 

Bijzondere aandachtspunten

 

Op het volledige grondgebied van de gemeente Houthalen-Helchteren wordt momenteel een ruimtelijk onderzoek gevoerd in het kader van de aanleg van een nieuwe Noord-Zuidverbinding Limburg (N74). Het is belangrijk dat iedere aanvrager van een omgevingsvergunning in de gemeente zich bewust is van (de huidige fase van) het lopende ruimtelijk onderzoek en de mogelijke impact hiervan op de aanvragen (zowel in positieve als negatieve zin). Dit geldt in het bijzonder voor de aanvragen tot omgevingsvergunningen met betrekking tot percelen gelegen op of langsheen de tracés van de zeven te onderzoeken alternatieven (zoals omschreven in de alternatievenonderzoeksnota).

 

Decreet complex project

 

Met het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten, het besluit van 12 december 2014 tot uitvoering van het decreet complexe projecten en het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten ter uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, is de regelgeving inzake complexe projecten sinds 1 maart 2015 van kracht.

 

Noord-Zuidverbinding Limburg als complex project

 

In 2017 werd de Noord-Zuidverbinding Limburg aangeduid als een complex project. Daarmee volgt het de nieuwe procesaanpak van de complexe projectenprocedure die bestaat uit vier fases: de verkenningsfase, de onderzoeksfase, de uitwerkingsfase en de uitvoeringsfase. De fases zijn gescheiden door drie vaste beslismomenten: de startbeslissing, het voorkeursbesluit en het projectbesluit.

 

Onderzoeksfase

Op 16 maart 2018 heeft de Vlaamse Regering een startbeslissing genomen over het complex project ‘Noord-Zuidverbinding Limburg’ en een bijhorende procesnota bekend gemaakt. De startbeslissing betekent de afronding van de verkenningsfase in de procesaanpak voor de complexe projecten. Vervolgens begint de onderzoeksfase die uiteindelijk moet leiden tot een voorkeursbesluit over het project. Daarvoor moeten verschillende alternatieven op een geïntegreerde manier onderzocht en afgewogen worden.

Voorafgaand aan het onderzoek wordt een Alternatievenonderzoeksnota (AON) opgemaakt. De AON brengt alle belanghebbenden en geïnteresseerde burgers op de hoogte van het project, de ambities, de alternatieven en het onderzoek. Bovendien zorgt de nota ervoor dat iedereen kan reageren op de te onderzoeken alternatieven en de methodologie van het onderzoek. Eenieder kan de AON via de projectwebsite (https://www.noordzuidlimburg.be/documenten) raadplegen. Indien dit nodig zou zijn, kan een geactualiseerde AON (en bijhorend overwegingsdocument) opgemaakt worden na het doorlopen van de adviesronde en publieke raadpleging.

De AON beschrijft zeven te onderzoeken alternatieven, die verschillende tracés volgen voor de nieuwe Noord-Zuidverbinding (N74) op het grondgebied van de gemeente Houthalen-Helchteren. Drie alternatieven volgen het tracé van de Grote Baan (N715), twee alternatieven volgen een westelijke omleiding, en twee alternatieven volgen een verschillende oostelijke omleiding.

Wanneer de Vlaamse Regering een voorkeursbesluit neemt inzake de Nood-Zuidverbinding Limburg zal het gekozen tracé en bijhorende zoekzones duidelijk afgebakend worden. Dit biedt meteen een rechtsgrond om aanvragen tot omgevingsvergunningen indien nodig te weigeren op basis van onverenigbaarheid met het voorkeursbesluit. Tevens kan het voorkeursbesluit een bouwverbod of bouwbeperkingen inhouden in bepaalde zones. De definitieve vaststelling van het voorkeursbesluit is momenteel voorzien in het najaar van 2021.

 

Platform vergunningen Noord-Zuidverbinding Limburg

Om de realisatie van de nieuwe Noord-Zuidverbinding Limburg (N74) en het voorkeursbesluit niet verder te hypothekeren, is een platform/overleg opgericht dat alle betrokken overheidsinstanties samenbrengt om de relevante aanvragen tot omgevingsvergunningen te bespreken. Het gaat dan concreet om volgende instanties: gemeente Houthalen-Helchteren, Departement Omgeving, De Werkvennootschap, Agentschap Wegen & Verkeer, en de Provincie Limburg.

Momenteel worden de aanvragen tot omgevingsvergunningen beoordeeld door het platform op basis van hun impact op de verdere uitwerking en realisatie van de nieuwe Noord-Zuidverbinding Limburg (N74). Aanvragen die zich situeren binnen de contouren van de hierboven vernoemde tracés zullen derhalve met de nodige voorzichtigheid en terughoudendheid behandeld worden. De betrokken overheidsinstanties zijn immers gebonden door de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder bij het verlenen van vergunningen aan burgers en bedrijven.

 

 

Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

 

Artikel 99. § 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;

2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;

4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt;

5° als de kleinhandelsactiviteiten niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangen.

 

De termijn, vermeld in het eerste lid, 1°, kan evenwel, op verzoek van de vergunninghouder, voor een periode van twee jaar verlengd worden als hij aantoont dat de niet-verwezenlijking het gevolg is van een vreemde oorzaak die hem niet kan worden toegerekend. De vergunninghouder dient de aanvraag van de verlenging, op straffe van verval, met een beveiligde zending en minstens drie maanden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar in bij de overheid die de vergunning heeft verleend. Die overheid weigert de aanvraag van de verlenging alleen als:

1° er geen sprake is van een vreemde oorzaak die niet aan de vergunninghouder kan worden toegerekend;

2° de aangevraagde en vergunde handelingen strijdig zijn met inmiddels gewijzigde stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften.

 

De overheid bezorgt haar beslissing uiterlijk de dag van het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar. Bij ontstentenis van een beslissing wordt de verlenging geacht te zijn goedgekeurd. Als de verlenging wordt goedgekeurd, worden de termijnen, vermeld in het eerste lid, 3° en 4°, ook met twee jaar verlengd.

 

Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.

 

§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.

 

§ 2/1. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van kleinhandelsactiviteiten vervalt van rechtswege als de kleinhandelsactiviteiten meer dan vijf opeenvolgende jaren worden onderbroken.

 

§ 2/2. De omgevingsvergunning voor het wijzigen van de vegetatie vervalt van rechtswege als het wijzigen van de vegetatie niet binnen twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.

 

§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.

 

Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.

 

Artikel 100. De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.

 

In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als aktename en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.

 

Artikel 101. De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.

 

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.

 

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.

 

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI van de VCRO, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.

 

Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

 

Artikel 52. De Vlaamse Regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar zijn bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.

 

De Vlaamse Regering bepaalt in welke gevallen de gewestelijke omgevingsambtenaar over het beroep kan beslissen.

 

De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.

 

Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:

1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;

2° het betrokken publiek;

3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;

4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;

5° ...;

6° de leidend ambtenaar van het Departement Omgeving of, bij zijn afwezigheid, zijn gemachtigde;

7° de leidend ambtenaar van het Agentschap Innoveren en Ondernemen of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde, als het project vergunningsplichtige kleinhandelsactiviteiten omvat;

8° de leidend ambtenaar van het agentschap, bevoegd voor natuur en bos, of, bij zijn afwezigheid, zijn gemachtigde als het project vergunningsplichtige wijzigingen van de vegetatie omvat.

 

Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:

1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;

2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;

3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.

 

Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.

 

In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:

1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;

2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;

3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.

 

Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.

 

Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:

1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;

2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;

3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.

 

De Vlaamse Regering bepaalt, eventueel met inbegrip van een onontvankelijkheidssanctie, nadere regels met betrekking tot de opbouw en de inhoud van het beroepsschrift en de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.

 

Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de provinciale respectievelijk gewestelijke omgevingsambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.

 

Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de provinciale respectievelijk gewestelijke omgevingsambtenaar of de door hem gemachtigde de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.

 

Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.

 

Artikel 57/1. Beroepen inzake omgevingsvergunningen die uitsluitend kleinhandelsactiviteiten omvatten en die louter gebaseerd zijn op economische criteria in functie van economische doelstellingen, zijn onontvankelijk.

 

Artikel 58. Het resultaat van het onderzoek, vermeld in artikel 57, wordt aan de beroepsindiener binnen een termijn van dertig dagen die ingaat de dag na de datum van de verzending van het beroepschrift per beveiligde zending meegedeeld.

 

De onvolledigheid of onontvankelijkheid heeft van rechtswege de stopzetting van de beroepsprocedure tot gevolg. De beslissing wordt ter kennis gebracht van:

1° de beroepsindiener;

2° de vergunningsaanvrager;

3° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;

4° het college van burgemeester en schepenen.

 

Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

 

Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:

1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;

2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;

3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:

a)      een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;

b)      b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden;

4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.

 

Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:

1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;

2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;

3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.

 

Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.

 

Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.

 

Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.

 

De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.

 

Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.

 

Mededeling

 

Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Kennisname beslissing de deputatie  voor TROBEJA NV voor het bouwen van 3 open loodsen met betrekking tot het perceel gelegen, Grote Baan 572, 578 en 582, OMV_2020023383

Besluit:

Artikel 1

Kennis te nemen van de beslissing van de Bestendige Deputatie van 1 oktober 2020, waarbij aan TROBEJA NV een omgevingsvergunning wordt geweigerd voor het bouwen van 3 open loodsen ter plaatse gelegen Grote Baan 572, 578 en 582, met als kadastrale omschrijving:

afdeling 4 sectie B nrs. 53H10, 53D7, 53G10, 53N8, 53G, 53L, 53E9, 53Y9, 53Z9 en 53/4 .

 

Artikel 2

Tegen deze beslissing kan, overeenkomstig artikel 52 en volgende van het decreet betreffende de

Omgevingsvergunning van 25 april 2014 (OVD) en artikel 73 en volgende van het besluit van 27 november 2015 van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning (OVB), een beroep worden ingediend bij de Vlaamse Regering, digitaal via het omgevingsloket of analoog p/a Afdeling GOP - Directie Omgevingsprojecten, Koning Albert ll-laan 20 bus 8 te 1000 Brussel.

Het beroep moet op straffe van onontvankelijkheid ingesteld worden per beveiliqde zendinq binnen een termijn van dertiq daqen die ingaat:

  • de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;
  • de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;
  • de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen;

De beroeper bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:

1.       de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt

2.       de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen

3.       het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.

Het beroepschrift moet op straffe van onontvankelijkheid de gegevens en bewijsstukken bevatten zoals vermeld in artikel 74 van het OVB. Bij het indienen van een beroep tegen een beslissing in eerste aanleg over een aanvraag voor een omgevingsvergunning is een dossiertaks verschuldigd overeenkomstig de bepalingen van artikel 12 van het OVD.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Verlenen van een omgevingsvergunning voor het aanleggen van een zwembad gelegen, Herebaan-Oost 28A, OMV_2020124702

Besluit:

Artikel 1.

De aanvraag ingediend door Jimmy Gierts inzake het aanleggen van een zwembadgelegen Herebaan-Oost 28A, met als kadastrale omschrijving: afdeling 1 sectie D nrs. 286F en 287Kte vergunnen.

 

Volgens artikel 59§2 van de Vlaamse Codex RO moet de bijgevoegde bekendmaking worden aangeplakt op het perceel binnen de 10 dagen na ontvangst van de beslissing en de datum van aanplakking moet worden ingegeven op het omgevingsloket + foto per mail aan: omgeving@houthalen-helchteren.be

 

Bijzondere aandachtspunten

 

Op het volledige grondgebied van de gemeente Houthalen-Helchteren wordt momenteel een ruimtelijk onderzoek gevoerd in het kader van de aanleg van een nieuwe Noord-Zuidverbinding Limburg (N74). Het is belangrijk dat iedere aanvrager van een omgevingsvergunning in de gemeente zich bewust is van (de huidige fase van) het lopende ruimtelijk onderzoek en de mogelijke impact hiervan op de aanvragen (zowel in positieve als negatieve zin). Dit geldt in het bijzonder voor de aanvragen tot omgevingsvergunningen met betrekking tot percelen gelegen op of langsheen de tracés van de zeven te onderzoeken alternatieven (zoals omschreven in de alternatievenonderzoeksnota).

 

Decreet complex project

 

Met het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten, het besluit van 12 december 2014 tot uitvoering van het decreet complexe projecten en het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten ter uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, is de regelgeving inzake complexe projecten sinds 1 maart 2015 van kracht.

 

Noord-Zuidverbinding Limburg als complex project

 

In 2017 werd de Noord-Zuidverbinding Limburg aangeduid als een complex project. Daarmee volgt het de nieuwe procesaanpak van de complexe projectenprocedure die bestaat uit vier fases: de verkenningsfase, de onderzoeksfase, de uitwerkingsfase en de uitvoeringsfase. De fases zijn gescheiden door drie vaste beslismomenten: de startbeslissing, het voorkeursbesluit en het projectbesluit.

 

Onderzoeksfase

Op 16 maart 2018 heeft de Vlaamse Regering een startbeslissing genomen over het complex project ‘Noord-Zuidverbinding Limburg’ en een bijhorende procesnota bekend gemaakt. De startbeslissing betekent de afronding van de verkenningsfase in de procesaanpak voor de complexe projecten. Vervolgens begint de onderzoeksfase die uiteindelijk moet leiden tot een voorkeursbesluit over het project. Daarvoor moeten verschillende alternatieven op een geïntegreerde manier onderzocht en afgewogen worden.

Voorafgaand aan het onderzoek wordt een Alternatievenonderzoeksnota (AON) opgemaakt. De AON brengt alle belanghebbenden en geïnteresseerde burgers op de hoogte van het project, de ambities, de alternatieven en het onderzoek. Bovendien zorgt de nota ervoor dat iedereen kan reageren op de te onderzoeken alternatieven en de methodologie van het onderzoek. Eenieder kan de AON via de projectwebsite (https://www.noordzuidlimburg.be/documenten) raadplegen. Indien dit nodig zou zijn, kan een geactualiseerde AON (en bijhorend overwegingsdocument) opgemaakt worden na het doorlopen van de adviesronde en publieke raadpleging.

De AON beschrijft zeven te onderzoeken alternatieven, die verschillende tracés volgen voor de nieuwe Noord-Zuidverbinding (N74) op het grondgebied van de gemeente Houthalen-Helchteren. Drie alternatieven volgen het tracé van de Grote Baan (N715), twee alternatieven volgen een westelijke omleiding, en twee alternatieven volgen een verschillende oostelijke omleiding.

Wanneer de Vlaamse Regering een voorkeursbesluit neemt inzake de Nood-Zuidverbinding Limburg zal het gekozen tracé en bijhorende zoekzones duidelijk afgebakend worden. Dit biedt meteen een rechtsgrond om aanvragen tot omgevingsvergunningen indien nodig te weigeren op basis van onverenigbaarheid met het voorkeursbesluit. Tevens kan het voorkeursbesluit een bouwverbod of bouwbeperkingen inhouden in bepaalde zones. De definitieve vaststelling van het voorkeursbesluit is momenteel voorzien in het najaar van 2021.

 

Platform vergunningen Noord-Zuidverbinding Limburg

Om de realisatie van de nieuwe Noord-Zuidverbinding Limburg (N74) en het voorkeursbesluit niet verder te hypothekeren, is een platform/overleg opgericht dat alle betrokken overheidsinstanties samenbrengt om de relevante aanvragen tot omgevingsvergunningen te bespreken. Het gaat dan concreet om volgende instanties: gemeente Houthalen-Helchteren, Departement Omgeving, De Werkvennootschap, Agentschap Wegen & Verkeer, en de Provincie Limburg.

Momenteel worden de aanvragen tot omgevingsvergunningen beoordeeld door het platform op basis van hun impact op de verdere uitwerking en realisatie van de nieuwe Noord-Zuidverbinding Limburg (N74). Aanvragen die zich situeren binnen de contouren van de hierboven vernoemde tracés zullen derhalve met de nodige voorzichtigheid en terughoudendheid behandeld worden. De betrokken overheidsinstanties zijn immers gebonden door de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder bij het verlenen van vergunningen aan burgers en bedrijven.

 

 

Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

 

Artikel 99. § 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;

2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;

4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt;

5° als de kleinhandelsactiviteiten niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangen.

 

De termijn, vermeld in het eerste lid, 1°, kan evenwel, op verzoek van de vergunninghouder, voor een periode van twee jaar verlengd worden als hij aantoont dat de niet-verwezenlijking het gevolg is van een vreemde oorzaak die hem niet kan worden toegerekend. De vergunninghouder dient de aanvraag van de verlenging, op straffe van verval, met een beveiligde zending en minstens drie maanden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar in bij de overheid die de vergunning heeft verleend. Die overheid weigert de aanvraag van de verlenging alleen als:

1° er geen sprake is van een vreemde oorzaak die niet aan de vergunninghouder kan worden toegerekend;

2° de aangevraagde en vergunde handelingen strijdig zijn met inmiddels gewijzigde stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften.

 

De overheid bezorgt haar beslissing uiterlijk de dag van het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar. Bij ontstentenis van een beslissing wordt de verlenging geacht te zijn goedgekeurd. Als de verlenging wordt goedgekeurd, worden de termijnen, vermeld in het eerste lid, 3° en 4°, ook met twee jaar verlengd.

 

Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.

 

§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.

 

§ 2/1. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van kleinhandelsactiviteiten vervalt van rechtswege als de kleinhandelsactiviteiten meer dan vijf opeenvolgende jaren worden onderbroken.

 

§ 2/2. De omgevingsvergunning voor het wijzigen van de vegetatie vervalt van rechtswege als het wijzigen van de vegetatie niet binnen twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.

 

§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.

 

Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.

 

Artikel 100. De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.

 

In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als aktename en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.

 

Artikel 101. De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.

 

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.

 

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.

 

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI van de VCRO, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.

 

Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

 

Artikel 52. De Vlaamse Regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar zijn bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.

 

De Vlaamse Regering bepaalt in welke gevallen de gewestelijke omgevingsambtenaar over het beroep kan beslissen.

 

De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.

 

Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:

1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;

2° het betrokken publiek;

3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;

4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;

5° ...;

6° de leidend ambtenaar van het Departement Omgeving of, bij zijn afwezigheid, zijn gemachtigde;

7° de leidend ambtenaar van het Agentschap Innoveren en Ondernemen of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde, als het project vergunningsplichtige kleinhandelsactiviteiten omvat;

8° de leidend ambtenaar van het agentschap, bevoegd voor natuur en bos, of, bij zijn afwezigheid, zijn gemachtigde als het project vergunningsplichtige wijzigingen van de vegetatie omvat.

 

Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:

1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;

2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;

3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.

 

Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.

 

In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:

1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;

2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;

3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.

 

Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.

 

Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:

1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;

2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;

3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.

 

De Vlaamse Regering bepaalt, eventueel met inbegrip van een onontvankelijkheidssanctie, nadere regels met betrekking tot de opbouw en de inhoud van het beroepsschrift en de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.

 

Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de provinciale respectievelijk gewestelijke omgevingsambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.

 

Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de provinciale respectievelijk gewestelijke omgevingsambtenaar of de door hem gemachtigde de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.

 

Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.

 

Artikel 57/1. Beroepen inzake omgevingsvergunningen die uitsluitend kleinhandelsactiviteiten omvatten en die louter gebaseerd zijn op economische criteria in functie van economische doelstellingen, zijn onontvankelijk.

 

Artikel 58. Het resultaat van het onderzoek, vermeld in artikel 57, wordt aan de beroepsindiener binnen een termijn van dertig dagen die ingaat de dag na de datum van de verzending van het beroepschrift per beveiligde zending meegedeeld.

 

De onvolledigheid of onontvankelijkheid heeft van rechtswege de stopzetting van de beroepsprocedure tot gevolg. De beslissing wordt ter kennis gebracht van:

1° de beroepsindiener;

2° de vergunningsaanvrager;

3° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;

4° het college van burgemeester en schepenen.

 

Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

 

Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:

1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;

2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;

3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:

a)      een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;

b)      b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden;

4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.

 

Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:

1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;

2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;

3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.

 

Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.

 

Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.

 

Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.

 

De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.

 

Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.

 

Mededeling

 

Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van 2 halfopen bebouwingen_Tramstraat_OMV2020048091

 

gelegen, Tramstraat zn, OMV_2020048091

Besluit:

Artikel 1.

De aanvraag ingediend door GC immo BVBA inzake het bouwen van 2 halfopen bebouwingen

 

 gelegen Tramstraat zn, met als kadastrale omschrijving: afdeling 1 sectie B nr. 840Evoorwaardelijk te vergunnen.

 

Artikel 2.

Volgende voorwaarden en/of lasten worden opgelegd:

* de woning moet voldoen aan de isolatie- en ventillatienormen die van kracht zijn;

* de overige voorschriften van verkaveling 76V20-6 blijven van kracht

* de aanvrager dient het Algemeen Waterverkoopreglement, de aanvullende voorwaarden en de aanvullende technische voorschriften van de rioolbeheerder Fluvius na te leven. Daarnaast dient de aanvrager de voorwaarden zoals bepaald in afdeling 6.2.2. van Vlarem II na te leven voor de afvoer van hemel- en afvalwater.

Indien voor het bouwproject een aansluiting op de openbare riolering noodzakelijk is dan dient de aanvrager zo snel mogelijk na het bekomen van de bouwvergunning zijn aanvraag tot aansluiting op het openbaar saneringsnetwerk online aan te vragen via de website van Fluvius. Fluvius bepaalt de locatie en diepte van de huisaansluitingen. Alleen Fluvius of een door haar aangestelde uitvoerder zorgt voor de realisatie van het gedeelte van de aansluiting dat in het openbaar domein ligt tot aan de perceelsgrens van de eigendom

De klant dient zelf in te staan voor het plaatsen van de privériolering voor het bouwproject en is verplicht deze uit te voeren volgens de wettelijke bepalingen ter zake, ondermeer dient voldaan te zijn aan de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater van 5/07/2013 (GSV “hemelwater”).

Indien de privériolering niet correct en volledig volgens deze wettelijke bepalingen werd uitgevoerd, zelfs indien dit niet expliciet door de stedenbouwkundige vergunning opgelegd is, behoudt Fluvius het recht om de woning niet aan te sluiten op het rioleringsnet.

Indien de bouwplannen en meer specifiek het rioleringsplan niet in overeenstemming zijn met deze voorschriften hebben deze voorschriften voorrang.

We raden aan om:

* Geen sifonputjes te plaatsen op vuilwaterafvoerleidingen aangezien in deze putjes vaak verstopping optreedt en alle toestellen in de woning in principe reeds over een waterslot/sifon beschikken.

* In het kader van herbruik van hemelwater, het water van de hemelwaterput voor de spoeling van alle WC’s, kranen voor kuiswater en wasmachines in deze werken te gebruiken.

* Een terugslagklep te plaatsen op de overloop van de hemelwaterput om terugstuwing vanuit de riolering te vermijden.

* De noodzakelijke ontluchting te voorzien op het private vuilwaterafvoerstelsel (bvb: ontluchtingspijp door dak).

Door het in voege treden van het Algemeen Waterverkoopreglement is de keuring van privéwaterafvoer verplicht vanaf 1 juli 2011. Elke rioleringsaansluiting op het openbaar saneringsnet dient een keuring van de privéwaterafvoer te ondergaan conform artikel 12, §1 van het Algemeen Waterverkoopreglement en dit bij de eerste ingebruikname van de privéwaterafvoer.

Enkel de door Fluvius erkende keurders komen hiervoor in aanmerking.

 

 

Volgens artikel 59§2 van de Vlaamse Codex RO moet de bijgevoegde bekendmaking worden aangeplakt op het perceel binnen de 10 dagen na ontvangst van de beslissing en de datum van aanplakking moet worden ingegeven op het omgevingsloket + foto per mail aan: omgeving@houthalen-helchteren.be

 

Bijzondere aandachtspunten

 

Op het volledige grondgebied van de gemeente Houthalen-Helchteren wordt momenteel een ruimtelijk onderzoek gevoerd in het kader van de aanleg van een nieuwe Noord-Zuidverbinding Limburg (N74). Het is belangrijk dat iedere aanvrager van een omgevingsvergunning in de gemeente zich bewust is van (de huidige fase van) het lopende ruimtelijk onderzoek en de mogelijke impact hiervan op de aanvragen (zowel in positieve als negatieve zin). Dit geldt in het bijzonder voor de aanvragen tot omgevingsvergunningen met betrekking tot percelen gelegen op of langsheen de tracés van de zeven te onderzoeken alternatieven (zoals omschreven in de alternatievenonderzoeksnota).

 

Decreet complex project

 

Met het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten, het besluit van 12 december 2014 tot uitvoering van het decreet complexe projecten en het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten ter uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, is de regelgeving inzake complexe projecten sinds 1 maart 2015 van kracht.

 

Noord-Zuidverbinding Limburg als complex project

 

In 2017 werd de Noord-Zuidverbinding Limburg aangeduid als een complex project. Daarmee volgt het de nieuwe procesaanpak van de complexe projectenprocedure die bestaat uit vier fases: de verkenningsfase, de onderzoeksfase, de uitwerkingsfase en de uitvoeringsfase. De fases zijn gescheiden door drie vaste beslismomenten: de startbeslissing, het voorkeursbesluit en het projectbesluit.

 

Onderzoeksfase

Op 16 maart 2018 heeft de Vlaamse Regering een startbeslissing genomen over het complex project ‘Noord-Zuidverbinding Limburg’ en een bijhorende procesnota bekend gemaakt. De startbeslissing betekent de afronding van de verkenningsfase in de procesaanpak voor de complexe projecten. Vervolgens begint de onderzoeksfase die uiteindelijk moet leiden tot een voorkeursbesluit over het project. Daarvoor moeten verschillende alternatieven op een geïntegreerde manier onderzocht en afgewogen worden.

Voorafgaand aan het onderzoek wordt een Alternatievenonderzoeksnota (AON) opgemaakt. De AON brengt alle belanghebbenden en geïnteresseerde burgers op de hoogte van het project, de ambities, de alternatieven en het onderzoek. Bovendien zorgt de nota ervoor dat iedereen kan reageren op de te onderzoeken alternatieven en de methodologie van het onderzoek. Eenieder kan de AON via de projectwebsite (https://www.noordzuidlimburg.be/documenten) raadplegen. Indien dit nodig zou zijn, kan een geactualiseerde AON (en bijhorend overwegingsdocument) opgemaakt worden na het doorlopen van de adviesronde en publieke raadpleging.

De AON beschrijft zeven te onderzoeken alternatieven, die verschillende tracés volgen voor de nieuwe Noord-Zuidverbinding (N74) op het grondgebied van de gemeente Houthalen-Helchteren. Drie alternatieven volgen het tracé van de Grote Baan (N715), twee alternatieven volgen een westelijke omleiding, en twee alternatieven volgen een verschillende oostelijke omleiding.

Wanneer de Vlaamse Regering een voorkeursbesluit neemt inzake de Nood-Zuidverbinding Limburg zal het gekozen tracé en bijhorende zoekzones duidelijk afgebakend worden. Dit biedt meteen een rechtsgrond om aanvragen tot omgevingsvergunningen indien nodig te weigeren op basis van onverenigbaarheid met het voorkeursbesluit. Tevens kan het voorkeursbesluit een bouwverbod of bouwbeperkingen inhouden in bepaalde zones. De definitieve vaststelling van het voorkeursbesluit is momenteel voorzien in het najaar van 2021.

 

Platform vergunningen Noord-Zuidverbinding Limburg

Om de realisatie van de nieuwe Noord-Zuidverbinding Limburg (N74) en het voorkeursbesluit niet verder te hypothekeren, is een platform/overleg opgericht dat alle betrokken overheidsinstanties samenbrengt om de relevante aanvragen tot omgevingsvergunningen te bespreken. Het gaat dan concreet om volgende instanties: gemeente Houthalen-Helchteren, Departement Omgeving, De Werkvennootschap, Agentschap Wegen & Verkeer, en de Provincie Limburg.

Momenteel worden de aanvragen tot omgevingsvergunningen beoordeeld door het platform op basis van hun impact op de verdere uitwerking en realisatie van de nieuwe Noord-Zuidverbinding Limburg (N74). Aanvragen die zich situeren binnen de contouren van de hierboven vernoemde tracés zullen derhalve met de nodige voorzichtigheid en terughoudendheid behandeld worden. De betrokken overheidsinstanties zijn immers gebonden door de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder bij het verlenen van vergunningen aan burgers en bedrijven.

 

 

Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

 

Artikel 99. § 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;

2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;

4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt;

5° als de kleinhandelsactiviteiten niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangen.

 

De termijn, vermeld in het eerste lid, 1°, kan evenwel, op verzoek van de vergunninghouder, voor een periode van twee jaar verlengd worden als hij aantoont dat de niet-verwezenlijking het gevolg is van een vreemde oorzaak die hem niet kan worden toegerekend. De vergunninghouder dient de aanvraag van de verlenging, op straffe van verval, met een beveiligde zending en minstens drie maanden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar in bij de overheid die de vergunning heeft verleend. Die overheid weigert de aanvraag van de verlenging alleen als:

1° er geen sprake is van een vreemde oorzaak die niet aan de vergunninghouder kan worden toegerekend;

2° de aangevraagde en vergunde handelingen strijdig zijn met inmiddels gewijzigde stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften.

 

De overheid bezorgt haar beslissing uiterlijk de dag van het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar. Bij ontstentenis van een beslissing wordt de verlenging geacht te zijn goedgekeurd. Als de verlenging wordt goedgekeurd, worden de termijnen, vermeld in het eerste lid, 3° en 4°, ook met twee jaar verlengd.

 

Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.

 

§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.

 

§ 2/1. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van kleinhandelsactiviteiten vervalt van rechtswege als de kleinhandelsactiviteiten meer dan vijf opeenvolgende jaren worden onderbroken.

 

§ 2/2. De omgevingsvergunning voor het wijzigen van de vegetatie vervalt van rechtswege als het wijzigen van de vegetatie niet binnen twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.

 

§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.

 

Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.

 

Artikel 100. De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.

 

In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als aktename en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.

 

Artikel 101. De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.

 

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.

 

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.

 

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI van de VCRO, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.

 

Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

 

Artikel 52. De Vlaamse Regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar zijn bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.

 

De Vlaamse Regering bepaalt in welke gevallen de gewestelijke omgevingsambtenaar over het beroep kan beslissen.

 

De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.

 

Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:

1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;

2° het betrokken publiek;

3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;

4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;

5° ...;

6° de leidend ambtenaar van het Departement Omgeving of, bij zijn afwezigheid, zijn gemachtigde;

7° de leidend ambtenaar van het Agentschap Innoveren en Ondernemen of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde, als het project vergunningsplichtige kleinhandelsactiviteiten omvat;

8° de leidend ambtenaar van het agentschap, bevoegd voor natuur en bos, of, bij zijn afwezigheid, zijn gemachtigde als het project vergunningsplichtige wijzigingen van de vegetatie omvat.

 

 

Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:

1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;

2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;

3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.

 

Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.

 

In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:

1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;

2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;

3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.

 

Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.

 

Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:

1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;

2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;

3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.

 

De Vlaamse Regering bepaalt, eventueel met inbegrip van een onontvankelijkheidssanctie, nadere regels met betrekking tot de opbouw en de inhoud van het beroepsschrift en de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.

 

Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de provinciale respectievelijk gewestelijke omgevingsambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.

 

Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de provinciale respectievelijk gewestelijke omgevingsambtenaar of de door hem gemachtigde de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.

 

Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.

 

Artikel 57/1. Beroepen inzake omgevingsvergunningen die uitsluitend kleinhandelsactiviteiten omvatten en die louter gebaseerd zijn op economische criteria in functie van economische doelstellingen, zijn onontvankelijk.

 

Artikel 58. Het resultaat van het onderzoek, vermeld in artikel 57, wordt aan de beroepsindiener binnen een termijn van dertig dagen die ingaat de dag na de datum van de verzending van het beroepschrift per beveiligde zending meegedeeld.

 

De onvolledigheid of onontvankelijkheid heeft van rechtswege de stopzetting van de beroepsprocedure tot gevolg. De beslissing wordt ter kennis gebracht van:

1° de beroepsindiener;

2° de vergunningsaanvrager;

3° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;

4° het college van burgemeester en schepenen.

 

Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

 

Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:

1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;

2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;

3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:

a)      een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;

b)      b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden;

4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.

 

Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:

1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;

2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;

3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.

 

Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.

 

Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.

 

Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.

 

De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.

 

Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.

 

Mededeling

 

Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Advies van CBS aan de Vlaamse Overheid voor BIONERGA voor het ontbossen van een deel van het terrein waar bomen en struiken staan die spontaan gegroeid (natuurlijke zaailingen van bomen en struiken) zijn in een periode korter dan 22 jaar gelegen te Centrum-Zuid 2098 te Houthalen-Helchteren, OMV_2020109197.

Besluit:

Artikel 1

Een voorwaardelijk gunstig advies te verlenen voor de aanvraag ingediend door BIONERGA NV inzake ontbossen van een deel van het terrein waar bomen en struiken staan die spontaan gegroeid (natuurlijke zaailingen van bomen en struiken) zijn in een periode korter dan 22 jaar gelegen Centrum-Zuid 2098 te Houthalen-Helchteren, met als kadastrale omschrijving: afdeling 1 sectie H nr. 752A, evenwel onder de volgende strikte voorwaarden :

 

Artikel 2

Volgende voorwaarden en/of lasten worden opgelegd:

         De vergunning wordt verleend op grond van artikel 90bis, §5, derde lid, van het Bosdecreet en onder de voorwaarden zoals opgenomen in het hierbij gevoegde compensatieformulier met nummer: 20-219368.

         De te ontbossen oppervlakte bedraagt 4945 m². Deze oppervlakte valt niet meer onder het toepassingsgebied van het Bosdecreet.

         De resterende bosoppervlakte (2900 m²) moet ALS BOS behouden blijven. Bijkomende kappingen in deze zone kunnen maar uitgevoerd worden mits machtiging door het Agentschap voor Natuur en Bos. Het is evenmin toegelaten in deze zone constructies op te richten of ingrijpende wijzigingen van de bodem, de strooisel-, kruid- of boomlaag uit te voeren.

         De ontbossing kan enkel worden uitgevoerd conform het plan toegevoegd als bijlage, waarop ook de als bos te behouden zones zijn aangeduid.

         De bosbehoudsbijdrage bedraagt € 0 omwille van natuurlijk gegroeid bos jonger dan 22 jaar.

         De kappingen mogen niet plaatsvinden in het broedseizoen van april tot einde juni.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Verlenen van een omgevingsvergunning voor verkavelen in 2 loten voor open bebouwing_Vijfeindestraat_OMV_2020092859

Besluit:

Artikel 1.

De aanvraag ingediend door Patrick Wouters inzake het verkavelen in 2 loten voor open bebouwinggelegen Vijfeindeweg z/n, met als kadastrale omschrijving: afdeling 1 sectie A nrs. 648M2 en 648P2 voorwaardelijk te vergunnen.

 

Artikel 2.

Volgende voorwaarden en/of lasten worden opgelegd:

1)      Deze vergunning geeft geen toestemming tot kappen van de bestaande bomen. Deze dienen maximaal te worden behouden en bij aanvraag van bouwvergunning specifiek te worden vermeld indien het noodzakelijk is deze te kappen.

2)      Gezien de ligging van het verkavelingslot, in de onmiddellijke omgeving van een natuurgebied

mogen op het perceel enkel en alleen boom-, struik- en haagsoorten aangeplant worden die eigen zijn aan de streek en het natuurlijk landschap. Draadafsluitingen met klimop bijvoorbeeld zijn verboden, omwille van niet streekeigen.

3)      De loten kunnen pas vervreemd en/of bebouwd worden na afbraak van de bestaande afsluiting

4)      De stedenbouwkundige voorschriften met dossiernummer gemeente 76V20-15 moeten strikt gevolgd worden

5)      De te bouwen woningen moeten voldoen aan de isolatie- en ventilatienormen die van kracht zijn;

6)      Voldoen aan het advies en de voorwaarden van Fluvius: als er een tussenkomst voor aansluiting op nutsvoorzieningen moet betaald worden door de verkavelaar, kunnen de loten pas vervreemd of bebouwd worden nadat deze betaling is gebeurd.  Voldoen aan de voorwaarden van Fluvius System Operator van 31/08/2020.

7)      Voldoen aan het advies en de voorwaarden van De Watergroep: als er een tussenkomst voor aansluiting op nutsvoorzieningen moet betaald worden door de verkavelaar, kunnen de loten pas vervreemd of bebouwd worden nadat deze betaling is gebeurd. Voldoen aan de voorwaarden van Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening van 25/08/2020

Volgens artikel 59§2 van de Vlaamse Codex RO moet de bijgevoegde bekendmaking worden aangeplakt op het perceel binnen de 10 dagen na ontvangst van de beslissing en de datum van aanplakking moet worden ingegeven op het omgevingsloket + foto per mail aan: omgeving@houthalen-helchteren.be

 

Bijzondere aandachtspunten

 

Op het volledige grondgebied van de gemeente Houthalen-Helchteren wordt momenteel een ruimtelijk onderzoek gevoerd in het kader van de aanleg van een nieuwe Noord-Zuidverbinding Limburg (N74). Het is belangrijk dat iedere aanvrager van een omgevingsvergunning in de gemeente zich bewust is van (de huidige fase van) het lopende ruimtelijk onderzoek en de mogelijke impact hiervan op de aanvragen (zowel in positieve als negatieve zin). Dit geldt in het bijzonder voor de aanvragen tot omgevingsvergunningen met betrekking tot percelen gelegen op of langsheen de tracés van de zeven te onderzoeken alternatieven (zoals omschreven in de alternatievenonderzoeksnota).

 

Decreet complex project

 

Met het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten, het besluit van 12 december 2014 tot uitvoering van het decreet complexe projecten en het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten ter uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, is de regelgeving inzake complexe projecten sinds 1 maart 2015 van kracht.

 

Noord-Zuidverbinding Limburg als complex project

 

In 2017 werd de Noord-Zuidverbinding Limburg aangeduid als een complex project. Daarmee volgt het de nieuwe procesaanpak van de complexe projectenprocedure die bestaat uit vier fases: de verkenningsfase, de onderzoeksfase, de uitwerkingsfase en de uitvoeringsfase. De fases zijn gescheiden door drie vaste beslismomenten: de startbeslissing, het voorkeursbesluit en het projectbesluit.

 

Onderzoeksfase

Op 16 maart 2018 heeft de Vlaamse Regering een startbeslissing genomen over het complex project ‘Noord-Zuidverbinding Limburg’ en een bijhorende procesnota bekend gemaakt. De startbeslissing betekent de afronding van de verkenningsfase in de procesaanpak voor de complexe projecten. Vervolgens begint de onderzoeksfase die uiteindelijk moet leiden tot een voorkeursbesluit over het project. Daarvoor moeten verschillende alternatieven op een geïntegreerde manier onderzocht en afgewogen worden.

Voorafgaand aan het onderzoek wordt een Alternatievenonderzoeksnota (AON) opgemaakt. De AON brengt alle belanghebbenden en geïnteresseerde burgers op de hoogte van het project, de ambities, de alternatieven en het onderzoek. Bovendien zorgt de nota ervoor dat iedereen kan reageren op de te onderzoeken alternatieven en de methodologie van het onderzoek. Eenieder kan de AON via de projectwebsite (https://www.noordzuidlimburg.be/documenten) raadplegen. Indien dit nodig zou zijn, kan een geactualiseerde AON (en bijhorend overwegingsdocument) opgemaakt worden na het doorlopen van de adviesronde en publieke raadpleging.

De AON beschrijft zeven te onderzoeken alternatieven, die verschillende tracés volgen voor de nieuwe Noord-Zuidverbinding (N74) op het grondgebied van de gemeente Houthalen-Helchteren. Drie alternatieven volgen het tracé van de Grote Baan (N715), twee alternatieven volgen een westelijke omleiding, en twee alternatieven volgen een verschillende oostelijke omleiding.

Wanneer de Vlaamse Regering een voorkeursbesluit neemt inzake de Nood-Zuidverbinding Limburg zal het gekozen tracé en bijhorende zoekzones duidelijk afgebakend worden. Dit biedt meteen een rechtsgrond om aanvragen tot omgevingsvergunningen indien nodig te weigeren op basis van onverenigbaarheid met het voorkeursbesluit. Tevens kan het voorkeursbesluit een bouwverbod of bouwbeperkingen inhouden in bepaalde zones. De definitieve vaststelling van het voorkeursbesluit is momenteel voorzien in het najaar van 2021.

 

Platform vergunningen Noord-Zuidverbinding Limburg

Om de realisatie van de nieuwe Noord-Zuidverbinding Limburg (N74) en het voorkeursbesluit niet verder te hypothekeren, is een platform/overleg opgericht dat alle betrokken overheidsinstanties samenbrengt om de relevante aanvragen tot omgevingsvergunningen te bespreken. Het gaat dan concreet om volgende instanties: gemeente Houthalen-Helchteren, Departement Omgeving, De Werkvennootschap, Agentschap Wegen & Verkeer, en de Provincie Limburg.

Momenteel worden de aanvragen tot omgevingsvergunningen beoordeeld door het platform op basis van hun impact op de verdere uitwerking en realisatie van de nieuwe Noord-Zuidverbinding Limburg (N74). Aanvragen die zich situeren binnen de contouren van de hierboven vernoemde tracés zullen derhalve met de nodige voorzichtigheid en terughoudendheid behandeld worden. De betrokken overheidsinstanties zijn immers gebonden door de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder bij het verlenen van vergunningen aan burgers en bedrijven.

 

 

Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

 

Artikel 99. § 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;

2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;

4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt;

5° als de kleinhandelsactiviteiten niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangen.

 

De termijn, vermeld in het eerste lid, 1°, kan evenwel, op verzoek van de vergunninghouder, voor een periode van twee jaar verlengd worden als hij aantoont dat de niet-verwezenlijking het gevolg is van een vreemde oorzaak die hem niet kan worden toegerekend. De vergunninghouder dient de aanvraag van de verlenging, op straffe van verval, met een beveiligde zending en minstens drie maanden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar in bij de overheid die de vergunning heeft verleend. Die overheid weigert de aanvraag van de verlenging alleen als:

1° er geen sprake is van een vreemde oorzaak die niet aan de vergunninghouder kan worden toegerekend;

2° de aangevraagde en vergunde handelingen strijdig zijn met inmiddels gewijzigde stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften.

 

De overheid bezorgt haar beslissing uiterlijk de dag van het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar. Bij ontstentenis van een beslissing wordt de verlenging geacht te zijn goedgekeurd. Als de verlenging wordt goedgekeurd, worden de termijnen, vermeld in het eerste lid, 3° en 4°, ook met twee jaar verlengd.

 

Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.

 

§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.

 

§ 2/1. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van kleinhandelsactiviteiten vervalt van rechtswege als de kleinhandelsactiviteiten meer dan vijf opeenvolgende jaren worden onderbroken.

 

§ 2/2. De omgevingsvergunning voor het wijzigen van de vegetatie vervalt van rechtswege als het wijzigen van de vegetatie niet binnen twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.

 

§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.

 

Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.

 

Artikel 100. De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.

 

In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als aktename en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.

 

Artikel 101. De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.

 

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.

 

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.

 

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI van de VCRO, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.

 

Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

 

Artikel 52. De Vlaamse Regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar zijn bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.

 

De Vlaamse Regering bepaalt in welke gevallen de gewestelijke omgevingsambtenaar over het beroep kan beslissen.

 

De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.

 

Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:

1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;

2° het betrokken publiek;

3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;

4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;

5° ...;

6° de leidend ambtenaar van het Departement Omgeving of, bij zijn afwezigheid, zijn gemachtigde;

7° de leidend ambtenaar van het Agentschap Innoveren en Ondernemen of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde, als het project vergunningsplichtige kleinhandelsactiviteiten omvat;

8° de leidend ambtenaar van het agentschap, bevoegd voor natuur en bos, of, bij zijn afwezigheid, zijn gemachtigde als het project vergunningsplichtige wijzigingen van de vegetatie omvat.

 

Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:

1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;

2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;

3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.

 

Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.

 

In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:

1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;

2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;

3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.

 

Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.

 

Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:

1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;

2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;

3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.

 

De Vlaamse Regering bepaalt, eventueel met inbegrip van een onontvankelijkheidssanctie, nadere regels met betrekking tot de opbouw en de inhoud van het beroepsschrift en de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.

 

Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de provinciale respectievelijk gewestelijke omgevingsambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.

 

Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de provinciale respectievelijk gewestelijke omgevingsambtenaar of de door hem gemachtigde de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.

 

Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.

 

Artikel 57/1. Beroepen inzake omgevingsvergunningen die uitsluitend kleinhandelsactiviteiten omvatten en die louter gebaseerd zijn op economische criteria in functie van economische doelstellingen, zijn onontvankelijk.

 

Artikel 58. Het resultaat van het onderzoek, vermeld in artikel 57, wordt aan de beroepsindiener binnen een termijn van dertig dagen die ingaat de dag na de datum van de verzending van het beroepschrift per beveiligde zending meegedeeld.

 

De onvolledigheid of onontvankelijkheid heeft van rechtswege de stopzetting van de beroepsprocedure tot gevolg. De beslissing wordt ter kennis gebracht van:

1° de beroepsindiener;

2° de vergunningsaanvrager;

3° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;

4° het college van burgemeester en schepenen.

 

Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

 

Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:

1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;

2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;

3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:

a)      een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;

b)      b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden;

4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.

 

Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:

1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;

2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;

3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.

 

Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.

 

Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.

 

Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.

 

De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.

 

Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.

 

Mededeling

 

Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Verlenen van een omgevingsvergunning voor configuratie naar 1 lot voor open bebouwing_Vijfeindestraat 41_2020092868

Besluit:

Artikel 1.

De aanvraag ingediend door Patrick Wouters inzake het configuratie naar 1 lot voor open bebouwinggelegen Vijfeindestraat 41, met als kadastrale omschrijving: afdeling 1 sectie A nrs. 646A3 en 648M2 voorwaardelijk te vergunnen.

 

Artikel 2.

Volgende voorwaarden en/of lasten worden opgelegd:

a)      De loten kunnen pas vervreemd en/of bebouwd worden na afbraak van de bestaande gebouwen op het perceel

b)      De afbraak van de gebouwen dient te gebeuren conform de vigerende milieuvoorwaarden

c)       De stedenbouwkundige voorschriften met dossiernummer gemeente 76V03-3/2 moeten strikt gevolgd worden

d)      Deze vergunning geeft geen toestemming tot kappen van de bestaande bomen. Deze dienen maximaal te worden behouden en bij aanvraag van bouwvergunning specifiek te worden vermeld indien het noodzakelijk is deze te kappen.

e)      Gezien de ligging van het verkavelingslot, in de onmiddellijke omgeving van een natuurgebied

mogen op het perceel enkel en alleen boom-, struik- en haagsoorten aangeplant worden die eigen

zijn aan de streek en het natuurlijk landschap. Draadafsluitingen met klimop bijvoorbeeld zijn

verboden, omwille van niet streekeigen.

f)        De te bouwen woningen moeten voldoen aan de isolatie- en ventilatienormen die van kracht zijn;

g)      Voldoen aan het advies en de voorwaarden van Fluvius: als er een tussenkomst voor aansluiting

op nutsvoorzieningen moet betaald worden door de verkavelaar, kunnen de loten pas vervreemd of bebouwd worden nadat deze betaling is gebeurd. 

h)      Voldoen aan het advies en de voorwaarden van De Watergroep: als er een tussenkomst voor aansluiting op nutsvoorzieningen moet betaald worden door de verkavelaar, kunnen de loten pas vervreemd of bebouwd worden nadat deze betaling is gebeurd. Voldoen aan de voorwaarden van Fluvius System Operator van 31/08/2020;

i)        Voldoen aan de voorwaarden van Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening van 25/08/2020;

Volgens artikel 59§2 van de Vlaamse Codex RO moet de bijgevoegde bekendmaking worden aangeplakt op het perceel binnen de 10 dagen na ontvangst van de beslissing en de datum van aanplakking moet worden ingegeven op het omgevingsloket + foto per mail aan: omgeving@houthalen-helchteren.be

 

Bijzondere aandachtspunten

 

Op het volledige grondgebied van de gemeente Houthalen-Helchteren wordt momenteel een ruimtelijk onderzoek gevoerd in het kader van de aanleg van een nieuwe Noord-Zuidverbinding Limburg (N74). Het is belangrijk dat iedere aanvrager van een omgevingsvergunning in de gemeente zich bewust is van (de huidige fase van) het lopende ruimtelijk onderzoek en de mogelijke impact hiervan op de aanvragen (zowel in positieve als negatieve zin). Dit geldt in het bijzonder voor de aanvragen tot omgevingsvergunningen met betrekking tot percelen gelegen op of langsheen de tracés van de zeven te onderzoeken alternatieven (zoals omschreven in de alternatievenonderzoeksnota).

 

Decreet complex project

 

Met het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten, het besluit van 12 december 2014 tot uitvoering van het decreet complexe projecten en het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten ter uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, is de regelgeving inzake complexe projecten sinds 1 maart 2015 van kracht.

 

Noord-Zuidverbinding Limburg als complex project

 

In 2017 werd de Noord-Zuidverbinding Limburg aangeduid als een complex project. Daarmee volgt het de nieuwe procesaanpak van de complexe projectenprocedure die bestaat uit vier fases: de verkenningsfase, de onderzoeksfase, de uitwerkingsfase en de uitvoeringsfase. De fases zijn gescheiden door drie vaste beslismomenten: de startbeslissing, het voorkeursbesluit en het projectbesluit.

 

Onderzoeksfase

Op 16 maart 2018 heeft de Vlaamse Regering een startbeslissing genomen over het complex project ‘Noord-Zuidverbinding Limburg’ en een bijhorende procesnota bekend gemaakt. De startbeslissing betekent de afronding van de verkenningsfase in de procesaanpak voor de complexe projecten. Vervolgens begint de onderzoeksfase die uiteindelijk moet leiden tot een voorkeursbesluit over het project. Daarvoor moeten verschillende alternatieven op een geïntegreerde manier onderzocht en afgewogen worden.

Voorafgaand aan het onderzoek wordt een Alternatievenonderzoeksnota (AON) opgemaakt. De AON brengt alle belanghebbenden en geïnteresseerde burgers op de hoogte van het project, de ambities, de alternatieven en het onderzoek. Bovendien zorgt de nota ervoor dat iedereen kan reageren op de te onderzoeken alternatieven en de methodologie van het onderzoek. Eenieder kan de AON via de projectwebsite (https://www.noordzuidlimburg.be/documenten) raadplegen. Indien dit nodig zou zijn, kan een geactualiseerde AON (en bijhorend overwegingsdocument) opgemaakt worden na het doorlopen van de adviesronde en publieke raadpleging.

De AON beschrijft zeven te onderzoeken alternatieven, die verschillende tracés volgen voor de nieuwe Noord-Zuidverbinding (N74) op het grondgebied van de gemeente Houthalen-Helchteren. Drie alternatieven volgen het tracé van de Grote Baan (N715), twee alternatieven volgen een westelijke omleiding, en twee alternatieven volgen een verschillende oostelijke omleiding.

Wanneer de Vlaamse Regering een voorkeursbesluit neemt inzake de Nood-Zuidverbinding Limburg zal het gekozen tracé en bijhorende zoekzones duidelijk afgebakend worden. Dit biedt meteen een rechtsgrond om aanvragen tot omgevingsvergunningen indien nodig te weigeren op basis van onverenigbaarheid met het voorkeursbesluit. Tevens kan het voorkeursbesluit een bouwverbod of bouwbeperkingen inhouden in bepaalde zones. De definitieve vaststelling van het voorkeursbesluit is momenteel voorzien in het najaar van 2021.

 

Platform vergunningen Noord-Zuidverbinding Limburg

Om de realisatie van de nieuwe Noord-Zuidverbinding Limburg (N74) en het voorkeursbesluit niet verder te hypothekeren, is een platform/overleg opgericht dat alle betrokken overheidsinstanties samenbrengt om de relevante aanvragen tot omgevingsvergunningen te bespreken. Het gaat dan concreet om volgende instanties: gemeente Houthalen-Helchteren, Departement Omgeving, De Werkvennootschap, Agentschap Wegen & Verkeer, en de Provincie Limburg.

Momenteel worden de aanvragen tot omgevingsvergunningen beoordeeld door het platform op basis van hun impact op de verdere uitwerking en realisatie van de nieuwe Noord-Zuidverbinding Limburg (N74). Aanvragen die zich situeren binnen de contouren van de hierboven vernoemde tracés zullen derhalve met de nodige voorzichtigheid en terughoudendheid behandeld worden. De betrokken overheidsinstanties zijn immers gebonden door de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder bij het verlenen van vergunningen aan burgers en bedrijven.

 

 

Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

 

Artikel 99. § 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;

2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;

4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt;

5° als de kleinhandelsactiviteiten niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangen.

 

De termijn, vermeld in het eerste lid, 1°, kan evenwel, op verzoek van de vergunninghouder, voor een periode van twee jaar verlengd worden als hij aantoont dat de niet-verwezenlijking het gevolg is van een vreemde oorzaak die hem niet kan worden toegerekend. De vergunninghouder dient de aanvraag van de verlenging, op straffe van verval, met een beveiligde zending en minstens drie maanden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar in bij de overheid die de vergunning heeft verleend. Die overheid weigert de aanvraag van de verlenging alleen als:

1° er geen sprake is van een vreemde oorzaak die niet aan de vergunninghouder kan worden toegerekend;

2° de aangevraagde en vergunde handelingen strijdig zijn met inmiddels gewijzigde stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften.

 

De overheid bezorgt haar beslissing uiterlijk de dag van het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar. Bij ontstentenis van een beslissing wordt de verlenging geacht te zijn goedgekeurd. Als de verlenging wordt goedgekeurd, worden de termijnen, vermeld in het eerste lid, 3° en 4°, ook met twee jaar verlengd.

 

Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.

 

§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.

 

§ 2/1. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van kleinhandelsactiviteiten vervalt van rechtswege als de kleinhandelsactiviteiten meer dan vijf opeenvolgende jaren worden onderbroken.

 

§ 2/2. De omgevingsvergunning voor het wijzigen van de vegetatie vervalt van rechtswege als het wijzigen van de vegetatie niet binnen twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.

 

§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.

 

Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.

 

Artikel 100. De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.

 

In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als aktename en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.

 

Artikel 101. De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.

 

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.

 

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.

 

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI van de VCRO, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.

 

Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

 

Artikel 52. De Vlaamse Regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar zijn bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.

 

De Vlaamse Regering bepaalt in welke gevallen de gewestelijke omgevingsambtenaar over het beroep kan beslissen.

 

De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.

 

Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:

1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;

2° het betrokken publiek;

3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;

4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;

5° ...;

6° de leidend ambtenaar van het Departement Omgeving of, bij zijn afwezigheid, zijn gemachtigde;

7° de leidend ambtenaar van het Agentschap Innoveren en Ondernemen of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde, als het project vergunningsplichtige kleinhandelsactiviteiten omvat;

8° de leidend ambtenaar van het agentschap, bevoegd voor natuur en bos, of, bij zijn afwezigheid, zijn gemachtigde als het project vergunningsplichtige wijzigingen van de vegetatie omvat.

 

Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:

1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;

2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;

3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.

 

Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.

 

In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:

1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;

2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;

3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.

 

Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.

 

Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:

1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;

2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;

3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.

 

De Vlaamse Regering bepaalt, eventueel met inbegrip van een onontvankelijkheidssanctie, nadere regels met betrekking tot de opbouw en de inhoud van het beroepsschrift en de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.

 

Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de provinciale respectievelijk gewestelijke omgevingsambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.

 

Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de provinciale respectievelijk gewestelijke omgevingsambtenaar of de door hem gemachtigde de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.

 

Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.

 

Artikel 57/1. Beroepen inzake omgevingsvergunningen die uitsluitend kleinhandelsactiviteiten omvatten en die louter gebaseerd zijn op economische criteria in functie van economische doelstellingen, zijn onontvankelijk.

 

Artikel 58. Het resultaat van het onderzoek, vermeld in artikel 57, wordt aan de beroepsindiener binnen een termijn van dertig dagen die ingaat de dag na de datum van de verzending van het beroepschrift per beveiligde zending meegedeeld.

 

De onvolledigheid of onontvankelijkheid heeft van rechtswege de stopzetting van de beroepsprocedure tot gevolg. De beslissing wordt ter kennis gebracht van:

1° de beroepsindiener;

2° de vergunningsaanvrager;

3° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;

4° het college van burgemeester en schepenen.

 

Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

 

Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:

1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;

2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;

3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:

a)      een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;

b)      b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden;

4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.

 

Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:

1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;

2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;

3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.

 

Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.

 

Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.

 

Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.

 

De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.

 

Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.

 

Mededeling

 

Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Besloten zitting

Aktes van splitsing en verkoop

Besluit:

Voorgaande lijst van aktes van splitsing en verkoop goed te keuren en per dossier uitwerking te geven aan het besluit van het college.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Besloten zitting

Aktes van splitsing en verkoop

Besluit:

Voorgaande lijst van aktes van splitsing en verkoop goed te keuren en per dossier uitwerking te geven aan het besluit van het college.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Besluit van het college van burgemeester en schepenen tot aktename van de melding van Bart Delvaux voor stedenbouwkundige handelingen_Herebaan-Oost 143 met als kadastrale omschrijving: afdeling 2 sectie E nr. 410M

Besluit:

De melding ingediend door Bart Delvauxwerd per beveiligde zending verzonden op 4 oktober 2020.

 

Deze melding werd onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten.

 

Voorwerp van de melding

De melding heeft betrekking op een terrein, gelegen, Herebaan-Oost 143 met als kadastrale omschrijving:

afdeling 2 sectie E nr. 410M

 

De aanvraag omvat stedenbouwkundige handelingen

 

Het betreft een aanvraag tot het plaatsen van een veranda tegen de achtergevel van de woning.

 

Bevoegdheid

De melding heeft geen betrekking op een Vlaams of provinciaal project, noch op een ingedeelde inrichting van klasse 1, noch op een gemeentegrensoverschrijdend project.

 

Het college van burgemeester en schepenen is dan ook bevoegd voor de aktename en motiveert de aktename als volgt:

Er zijn geen ingedeelde inrichtingen of activiteiten verbonden aan de melding.

De melding is gelegen in woongebied volgens het gewestplan Hasselt-Genk, vastgesteld bij het koninklijk besluit van 03.04.1979.

De melding heeft betrekking op een gebouw dat niet gelegen is in een verkaveling, een RUP of BPA.

Er wordt voldaan aan het volgende artikel van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 betreffende de meldingsplichtige handelingen ter uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening:

1° er wordt geen vergunningsplichtige functiewijziging doorgevoerd;

2° het aantal woongelegenheden blijft ongewijzigd;

3° de oppervlakte is beperkt tot 40 m2;

4° de inplanting gebeurt in de zijtuin op minimum 3 m van de zijdelingse en in de achtertuin tot op minimum 2 meter van de perceelsgrenzen. Het akkoord van de aanpalenden werden schriftelijk bijgevoegd.

5° de kroonlijsthoogte is beperkt tot 4 meter. 

De melding voldoet derhalve aan het besluit van de Vlaamse Regering van 16/07/2010 betreffende de meldingsplichtige handelingen ter uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning gelegen, Weg naar Bijloos 30, OMV_2020139008

Besluit:

Artikel 1.

De aanvraag ingediend door Layla Winkelmans en Willem Timmers inzake het bouwen van een woninggelegen Weg naar Bijloos 30, met als kadastrale omschrijving: afdeling 1 sectie D nr. 1428N3voorwaardelijk te vergunnen.

 

Artikel 2.

Volgende voorwaarden en/of lasten worden opgelegd:

* de woning moet voldoen aan de isolatie- en ventillatienormen die van kracht zijn;

* de aanvrager dient het Algemeen Waterverkoopreglement, de aanvullende voorwaarden en de aanvullende technische voorschriften van de rioolbeheerder Fluvius na te leven. Daarnaast dient de aanvrager de voorwaarden zoals bepaald in afdeling 6.2.2. van Vlarem II na te leven voor de afvoer van hemel- en afvalwater.

Indien voor het bouwproject een aansluiting op de openbare riolering noodzakelijk is dan dient de aanvrager zo snel mogelijk na het bekomen van de bouwvergunning zijn aanvraag tot aansluiting op het openbaar saneringsnetwerk online aan te vragen via de website van Fluvius. Fluvius bepaalt de locatie en diepte van de huisaansluitingen. Alleen Fluvius of een door haar aangestelde uitvoerder zorgt voor de realisatie van het gedeelte van de aansluiting dat in het openbaar domein ligt tot aan de perceelsgrens van de eigendom

De klant dient zelf in te staan voor het plaatsen van de privériolering voor het bouwproject en is verplicht deze uit te voeren volgens de wettelijke bepalingen ter zake, ondermeer dient voldaan te zijn aan de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater van 5/07/2013 (GSV “hemelwater”).

Indien de privériolering niet correct en volledig volgens deze wettelijke bepalingen werd uitgevoerd, zelfs indien dit niet expliciet door de stedenbouwkundige vergunning opgelegd is, behoudt Fluvius het recht om de woning niet aan te sluiten op het rioleringsnet.

Indien de bouwplannen en meer specifiek het rioleringsplan niet in overeenstemming zijn met deze voorschriften hebben deze voorschriften voorrang.

We raden aan om:

* Geen sifonputjes te plaatsen op vuilwaterafvoerleidingen aangezien in deze putjes vaak verstopping optreedt en alle toestellen in de woning in principe reeds over een waterslot/sifon beschikken.

* In het kader van herbruik van hemelwater, het water van de hemelwaterput voor de spoeling van alle WC’s, kranen voor kuiswater en wasmachines in deze werken te gebruiken.

* Een terugslagklep te plaatsen op de overloop van de hemelwaterput om terugstuwing vanuit de riolering te vermijden.

* De noodzakelijke ontluchting te voorzien op het private vuilwaterafvoerstelsel (bvb: ontluchtingspijp door dak).

Door het in voege treden van het Algemeen Waterverkoopreglement is de keuring van privéwaterafvoer verplicht vanaf 1 juli 2011. Elke rioleringsaansluiting op het openbaar saneringsnet dient een keuring van de privéwaterafvoer te ondergaan conform artikel 12, §1 van het Algemeen Waterverkoopreglement en dit bij de eerste ingebruikname van de privéwaterafvoer.

Enkel de door Fluvius erkende keurders komen hiervoor in aanmerking.

 

Volgens artikel 59§2 van de Vlaamse Codex RO moet de bijgevoegde bekendmaking worden aangeplakt op het perceel binnen de 10 dagen na ontvangst van de beslissing en de datum van aanplakking moet worden ingegeven op het omgevingsloket + foto per mail aan: omgeving@houthalen-helchteren.be

 

Bijzondere aandachtspunten

 

Op het volledige grondgebied van de gemeente Houthalen-Helchteren wordt momenteel een ruimtelijk onderzoek gevoerd in het kader van de aanleg van een nieuwe Noord-Zuidverbinding Limburg (N74). Het is belangrijk dat iedere aanvrager van een omgevingsvergunning in de gemeente zich bewust is van (de huidige fase van) het lopende ruimtelijk onderzoek en de mogelijke impact hiervan op de aanvragen (zowel in positieve als negatieve zin). Dit geldt in het bijzonder voor de aanvragen tot omgevingsvergunningen met betrekking tot percelen gelegen op of langsheen de tracés van de zeven te onderzoeken alternatieven (zoals omschreven in de alternatievenonderzoeksnota).

 

Decreet complex project

 

Met het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten, het besluit van 12 december 2014 tot uitvoering van het decreet complexe projecten en het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten ter uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, is de regelgeving inzake complexe projecten sinds 1 maart 2015 van kracht.

 

Noord-Zuidverbinding Limburg als complex project

 

In 2017 werd de Noord-Zuidverbinding Limburg aangeduid als een complex project. Daarmee volgt het de nieuwe procesaanpak van de complexe projectenprocedure die bestaat uit vier fases: de verkenningsfase, de onderzoeksfase, de uitwerkingsfase en de uitvoeringsfase. De fases zijn gescheiden door drie vaste beslismomenten: de startbeslissing, het voorkeursbesluit en het projectbesluit.

 

Onderzoeksfase

Op 16 maart 2018 heeft de Vlaamse Regering een startbeslissing genomen over het complex project ‘Noord-Zuidverbinding Limburg’ en een bijhorende procesnota bekend gemaakt. De startbeslissing betekent de afronding van de verkenningsfase in de procesaanpak voor de complexe projecten. Vervolgens begint de onderzoeksfase die uiteindelijk moet leiden tot een voorkeursbesluit over het project. Daarvoor moeten verschillende alternatieven op een geïntegreerde manier onderzocht en afgewogen worden.

Voorafgaand aan het onderzoek wordt een Alternatievenonderzoeksnota (AON) opgemaakt. De AON brengt alle belanghebbenden en geïnteresseerde burgers op de hoogte van het project, de ambities, de alternatieven en het onderzoek. Bovendien zorgt de nota ervoor dat iedereen kan reageren op de te onderzoeken alternatieven en de methodologie van het onderzoek. Eenieder kan de AON via de projectwebsite (https://www.noordzuidlimburg.be/documenten) raadplegen. Indien dit nodig zou zijn, kan een geactualiseerde AON (en bijhorend overwegingsdocument) opgemaakt worden na het doorlopen van de adviesronde en publieke raadpleging.

De AON beschrijft zeven te onderzoeken alternatieven, die verschillende tracés volgen voor de nieuwe Noord-Zuidverbinding (N74) op het grondgebied van de gemeente Houthalen-Helchteren. Drie alternatieven volgen het tracé van de Grote Baan (N715), twee alternatieven volgen een westelijke omleiding, en twee alternatieven volgen een verschillende oostelijke omleiding.

Wanneer de Vlaamse Regering een voorkeursbesluit neemt inzake de Nood-Zuidverbinding Limburg zal het gekozen tracé en bijhorende zoekzones duidelijk afgebakend worden. Dit biedt meteen een rechtsgrond om aanvragen tot omgevingsvergunningen indien nodig te weigeren op basis van onverenigbaarheid met het voorkeursbesluit. Tevens kan het voorkeursbesluit een bouwverbod of bouwbeperkingen inhouden in bepaalde zones. De definitieve vaststelling van het voorkeursbesluit is momenteel voorzien in het najaar van 2021.

 

Platform vergunningen Noord-Zuidverbinding Limburg

Om de realisatie van de nieuwe Noord-Zuidverbinding Limburg (N74) en het voorkeursbesluit niet verder te hypothekeren, is een platform/overleg opgericht dat alle betrokken overheidsinstanties samenbrengt om de relevante aanvragen tot omgevingsvergunningen te bespreken. Het gaat dan concreet om volgende instanties: gemeente Houthalen-Helchteren, Departement Omgeving, De Werkvennootschap, Agentschap Wegen & Verkeer, en de Provincie Limburg.

Momenteel worden de aanvragen tot omgevingsvergunningen beoordeeld door het platform op basis van hun impact op de verdere uitwerking en realisatie van de nieuwe Noord-Zuidverbinding Limburg (N74). Aanvragen die zich situeren binnen de contouren van de hierboven vernoemde tracés zullen derhalve met de nodige voorzichtigheid en terughoudendheid behandeld worden. De betrokken overheidsinstanties zijn immers gebonden door de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder bij het verlenen van vergunningen aan burgers en bedrijven.

 

 

Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

 

Artikel 99. § 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;

2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;

4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt;

5° als de kleinhandelsactiviteiten niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangen.

 

De termijn, vermeld in het eerste lid, 1°, kan evenwel, op verzoek van de vergunninghouder, voor een periode van twee jaar verlengd worden als hij aantoont dat de niet-verwezenlijking het gevolg is van een vreemde oorzaak die hem niet kan worden toegerekend. De vergunninghouder dient de aanvraag van de verlenging, op straffe van verval, met een beveiligde zending en minstens drie maanden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar in bij de overheid die de vergunning heeft verleend. Die overheid weigert de aanvraag van de verlenging alleen als:

1° er geen sprake is van een vreemde oorzaak die niet aan de vergunninghouder kan worden toegerekend;

2° de aangevraagde en vergunde handelingen strijdig zijn met inmiddels gewijzigde stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften.

 

De overheid bezorgt haar beslissing uiterlijk de dag van het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar. Bij ontstentenis van een beslissing wordt de verlenging geacht te zijn goedgekeurd. Als de verlenging wordt goedgekeurd, worden de termijnen, vermeld in het eerste lid, 3° en 4°, ook met twee jaar verlengd.

 

Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.

 

§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.

 

§ 2/1. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van kleinhandelsactiviteiten vervalt van rechtswege als de kleinhandelsactiviteiten meer dan vijf opeenvolgende jaren worden onderbroken.

 

§ 2/2. De omgevingsvergunning voor het wijzigen van de vegetatie vervalt van rechtswege als het wijzigen van de vegetatie niet binnen twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.

 

§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.

 

Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.

 

Artikel 100. De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.

 

In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als aktename en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.

 

Artikel 101. De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.

 

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.

 

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.

 

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI van de VCRO, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.

 

Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

 

Artikel 52. De Vlaamse Regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar zijn bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.

 

De Vlaamse Regering bepaalt in welke gevallen de gewestelijke omgevingsambtenaar over het beroep kan beslissen.

 

De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.

 

Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:

1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;

2° het betrokken publiek;

3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;

4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;

5° ...;

6° de leidend ambtenaar van het Departement Omgeving of, bij zijn afwezigheid, zijn gemachtigde;

7° de leidend ambtenaar van het Agentschap Innoveren en Ondernemen of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde, als het project vergunningsplichtige kleinhandelsactiviteiten omvat;

8° de leidend ambtenaar van het agentschap, bevoegd voor natuur en bos, of, bij zijn afwezigheid, zijn gemachtigde als het project vergunningsplichtige wijzigingen van de vegetatie omvat.

 

 

Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:

1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;

2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;

3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.

 

Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.

 

In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:

1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;

2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;

3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.

 

Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.

 

Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:

1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;

2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;

3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.

 

De Vlaamse Regering bepaalt, eventueel met inbegrip van een onontvankelijkheidssanctie, nadere regels met betrekking tot de opbouw en de inhoud van het beroepsschrift en de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.

 

Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de provinciale respectievelijk gewestelijke omgevingsambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.

 

Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de provinciale respectievelijk gewestelijke omgevingsambtenaar of de door hem gemachtigde de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.

 

Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.

 

Artikel 57/1. Beroepen inzake omgevingsvergunningen die uitsluitend kleinhandelsactiviteiten omvatten en die louter gebaseerd zijn op economische criteria in functie van economische doelstellingen, zijn onontvankelijk.

 

Artikel 58. Het resultaat van het onderzoek, vermeld in artikel 57, wordt aan de beroepsindiener binnen een termijn van dertig dagen die ingaat de dag na de datum van de verzending van het beroepschrift per beveiligde zending meegedeeld.

 

De onvolledigheid of onontvankelijkheid heeft van rechtswege de stopzetting van de beroepsprocedure tot gevolg. De beslissing wordt ter kennis gebracht van:

1° de beroepsindiener;

2° de vergunningsaanvrager;

3° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;

4° het college van burgemeester en schepenen.

 

Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

 

Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:

1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;

2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;

3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:

a)      een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;

b)      b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden;

4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.

 

Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:

1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;

2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;

3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.

 

Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.

 

Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.

 

Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.

 

De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.

 

Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.

 

Mededeling

 

Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitbreiden en verbouwen van een woning + plaatsen carport gelegen, Snepstraat 4, OMV_2020130906

Besluit:

Artikel 1.

De aanvraag ingediend door Loredana Lauriola en Riccardo Fasotti inzake het uitbreiden en verbouwen van een woning + plaatsen carportgelegen Snepstraat 4, met als kadastrale omschrijving: afdeling 2 sectie E nrs. 1153G18 en 1153F18voorwaardelijk te vergunnen.

 

Artikel 2.

Volgende voorwaarden en/of lasten worden opgelegd:

* Alle zichtbaar blijvende gevels op de perceelsgrenzen moeten op een esthetisch verantwoorde manier afgewerkt worden.

* de woning moet voldoen aan de isolatie- en ventillatienormen die van kracht zijn;

* de aanvrager dient het Algemeen Waterverkoopreglement, de aanvullende voorwaarden en de aanvullende technische voorschriften van de rioolbeheerder Fluvius na te leven. Daarnaast dient de aanvrager de voorwaarden zoals bepaald in afdeling 6.2.2. van Vlarem II na te leven voor de afvoer van hemel- en afvalwater.

Indien voor het bouwproject een aansluiting op de openbare riolering noodzakelijk is dan dient de aanvrager zo snel mogelijk na het bekomen van de bouwvergunning zijn aanvraag tot aansluiting op het openbaar saneringsnetwerk online aan te vragen via de website van Fluvius. Fluvius bepaalt de locatie en diepte van de huisaansluitingen. Alleen Fluvius of een door haar aangestelde uitvoerder zorgt voor de realisatie van het gedeelte van de aansluiting dat in het openbaar domein ligt tot aan de perceelsgrens van de eigendom

De klant dient zelf in te staan voor het plaatsen van de privériolering voor het bouwproject en is verplicht deze uit te voeren volgens de wettelijke bepalingen ter zake, ondermeer dient voldaan te zijn aan de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater van 5/07/2013 (GSV “hemelwater”).

Indien de privériolering niet correct en volledig volgens deze wettelijke bepalingen werd uitgevoerd, zelfs indien dit niet expliciet door de stedenbouwkundige vergunning opgelegd is, behoudt Fluvius het recht om de woning niet aan te sluiten op het rioleringsnet.

Indien de bouwplannen en meer specifiek het rioleringsplan niet in overeenstemming zijn met deze voorschriften hebben deze voorschriften voorrang.

We raden aan om:

* Geen sifonputjes te plaatsen op vuilwaterafvoerleidingen aangezien in deze putjes vaak verstopping optreedt en alle toestellen in de woning in principe reeds over een waterslot/sifon beschikken.

* In het kader van herbruik van hemelwater, het water van de hemelwaterput voor de spoeling van alle WC’s, kranen voor kuiswater en wasmachines in deze werken te gebruiken.

* Een terugslagklep te plaatsen op de overloop van de hemelwaterput om terugstuwing vanuit de riolering te vermijden.

* De noodzakelijke ontluchting te voorzien op het private vuilwaterafvoerstelsel (bvb: ontluchtingspijp door dak).

Door het in voege treden van het Algemeen Waterverkoopreglement is de keuring van privéwaterafvoer verplicht vanaf 1 juli 2011. Elke rioleringsaansluiting op het openbaar saneringsnet dient een keuring van de privéwaterafvoer te ondergaan conform artikel 12, §1 van het Algemeen Waterverkoopreglement en dit bij de eerste ingebruikname van de privéwaterafvoer.

Enkel de door Fluvius erkende keurders komen hiervoor in aanmerking.

 

Volgens artikel 59§2 van de Vlaamse Codex RO moet de bijgevoegde bekendmaking worden aangeplakt op het perceel binnen de 10 dagen na ontvangst van de beslissing en de datum van aanplakking moet worden ingegeven op het omgevingsloket + foto per mail aan: omgeving@houthalen-helchteren.be

 

Bijzondere aandachtspunten

 

Op het volledige grondgebied van de gemeente Houthalen-Helchteren wordt momenteel een ruimtelijk onderzoek gevoerd in het kader van de aanleg van een nieuwe Noord-Zuidverbinding Limburg (N74). Het is belangrijk dat iedere aanvrager van een omgevingsvergunning in de gemeente zich bewust is van (de huidige fase van) het lopende ruimtelijk onderzoek en de mogelijke impact hiervan op de aanvragen (zowel in positieve als negatieve zin). Dit geldt in het bijzonder voor de aanvragen tot omgevingsvergunningen met betrekking tot percelen gelegen op of langsheen de tracés van de zeven te onderzoeken alternatieven (zoals omschreven in de alternatievenonderzoeksnota).

 

Decreet complex project

 

Met het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten, het besluit van 12 december 2014 tot uitvoering van het decreet complexe projecten en het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten ter uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, is de regelgeving inzake complexe projecten sinds 1 maart 2015 van kracht.

 

Noord-Zuidverbinding Limburg als complex project

 

In 2017 werd de Noord-Zuidverbinding Limburg aangeduid als een complex project. Daarmee volgt het de nieuwe procesaanpak van de complexe projectenprocedure die bestaat uit vier fases: de verkenningsfase, de onderzoeksfase, de uitwerkingsfase en de uitvoeringsfase. De fases zijn gescheiden door drie vaste beslismomenten: de startbeslissing, het voorkeursbesluit en het projectbesluit.

 

Onderzoeksfase

Op 16 maart 2018 heeft de Vlaamse Regering een startbeslissing genomen over het complex project ‘Noord-Zuidverbinding Limburg’ en een bijhorende procesnota bekend gemaakt. De startbeslissing betekent de afronding van de verkenningsfase in de procesaanpak voor de complexe projecten. Vervolgens begint de onderzoeksfase die uiteindelijk moet leiden tot een voorkeursbesluit over het project. Daarvoor moeten verschillende alternatieven op een geïntegreerde manier onderzocht en afgewogen worden.

Voorafgaand aan het onderzoek wordt een Alternatievenonderzoeksnota (AON) opgemaakt. De AON brengt alle belanghebbenden en geïnteresseerde burgers op de hoogte van het project, de ambities, de alternatieven en het onderzoek. Bovendien zorgt de nota ervoor dat iedereen kan reageren op de te onderzoeken alternatieven en de methodologie van het onderzoek. Eenieder kan de AON via de projectwebsite (https://www.noordzuidlimburg.be/documenten) raadplegen. Indien dit nodig zou zijn, kan een geactualiseerde AON (en bijhorend overwegingsdocument) opgemaakt worden na het doorlopen van de adviesronde en publieke raadpleging.

De AON beschrijft zeven te onderzoeken alternatieven, die verschillende tracés volgen voor de nieuwe Noord-Zuidverbinding (N74) op het grondgebied van de gemeente Houthalen-Helchteren. Drie alternatieven volgen het tracé van de Grote Baan (N715), twee alternatieven volgen een westelijke omleiding, en twee alternatieven volgen een verschillende oostelijke omleiding.

Wanneer de Vlaamse Regering een voorkeursbesluit neemt inzake de Nood-Zuidverbinding Limburg zal het gekozen tracé en bijhorende zoekzones duidelijk afgebakend worden. Dit biedt meteen een rechtsgrond om aanvragen tot omgevingsvergunningen indien nodig te weigeren op basis van onverenigbaarheid met het voorkeursbesluit. Tevens kan het voorkeursbesluit een bouwverbod of bouwbeperkingen inhouden in bepaalde zones. De definitieve vaststelling van het voorkeursbesluit is momenteel voorzien in het najaar van 2021.

 

Platform vergunningen Noord-Zuidverbinding Limburg

Om de realisatie van de nieuwe Noord-Zuidverbinding Limburg (N74) en het voorkeursbesluit niet verder te hypothekeren, is een platform/overleg opgericht dat alle betrokken overheidsinstanties samenbrengt om de relevante aanvragen tot omgevingsvergunningen te bespreken. Het gaat dan concreet om volgende instanties: gemeente Houthalen-Helchteren, Departement Omgeving, De Werkvennootschap, Agentschap Wegen & Verkeer, en de Provincie Limburg.

Momenteel worden de aanvragen tot omgevingsvergunningen beoordeeld door het platform op basis van hun impact op de verdere uitwerking en realisatie van de nieuwe Noord-Zuidverbinding Limburg (N74). Aanvragen die zich situeren binnen de contouren van de hierboven vernoemde tracés zullen derhalve met de nodige voorzichtigheid en terughoudendheid behandeld worden. De betrokken overheidsinstanties zijn immers gebonden door de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder bij het verlenen van vergunningen aan burgers en bedrijven.

 

 

Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

 

Artikel 99. § 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;

2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;

4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt;

5° als de kleinhandelsactiviteiten niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangen.

 

De termijn, vermeld in het eerste lid, 1°, kan evenwel, op verzoek van de vergunninghouder, voor een periode van twee jaar verlengd worden als hij aantoont dat de niet-verwezenlijking het gevolg is van een vreemde oorzaak die hem niet kan worden toegerekend. De vergunninghouder dient de aanvraag van de verlenging, op straffe van verval, met een beveiligde zending en minstens drie maanden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar in bij de overheid die de vergunning heeft verleend. Die overheid weigert de aanvraag van de verlenging alleen als:

1° er geen sprake is van een vreemde oorzaak die niet aan de vergunninghouder kan worden toegerekend;

2° de aangevraagde en vergunde handelingen strijdig zijn met inmiddels gewijzigde stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften.

 

De overheid bezorgt haar beslissing uiterlijk de dag van het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar. Bij ontstentenis van een beslissing wordt de verlenging geacht te zijn goedgekeurd. Als de verlenging wordt goedgekeurd, worden de termijnen, vermeld in het eerste lid, 3° en 4°, ook met twee jaar verlengd.

 

Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.

 

§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.

 

§ 2/1. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van kleinhandelsactiviteiten vervalt van rechtswege als de kleinhandelsactiviteiten meer dan vijf opeenvolgende jaren worden onderbroken.

 

§ 2/2. De omgevingsvergunning voor het wijzigen van de vegetatie vervalt van rechtswege als het wijzigen van de vegetatie niet binnen twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.

 

§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.

 

Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.

 

Artikel 100. De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.

 

In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als aktename en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.

 

Artikel 101. De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.

 

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.

 

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.

 

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI van de VCRO, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.

 

Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

 

Artikel 52. De Vlaamse Regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar zijn bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.

 

De Vlaamse Regering bepaalt in welke gevallen de gewestelijke omgevingsambtenaar over het beroep kan beslissen.

 

De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.

 

Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:

1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;

2° het betrokken publiek;

3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;

4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;

5° ...;

6° de leidend ambtenaar van het Departement Omgeving of, bij zijn afwezigheid, zijn gemachtigde;

7° de leidend ambtenaar van het Agentschap Innoveren en Ondernemen of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde, als het project vergunningsplichtige kleinhandelsactiviteiten omvat;

8° de leidend ambtenaar van het agentschap, bevoegd voor natuur en bos, of, bij zijn afwezigheid, zijn gemachtigde als het project vergunningsplichtige wijzigingen van de vegetatie omvat.

 

Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:

1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;

2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;

3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.

 

Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.

 

In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:

1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;

2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;

3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.

 

Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.

 

Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:

1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;

2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;

3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.

 

De Vlaamse Regering bepaalt, eventueel met inbegrip van een onontvankelijkheidssanctie, nadere regels met betrekking tot de opbouw en de inhoud van het beroepsschrift en de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.

 

Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de provinciale respectievelijk gewestelijke omgevingsambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.

 

Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de provinciale respectievelijk gewestelijke omgevingsambtenaar of de door hem gemachtigde de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.

 

Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.

 

Artikel 57/1. Beroepen inzake omgevingsvergunningen die uitsluitend kleinhandelsactiviteiten omvatten en die louter gebaseerd zijn op economische criteria in functie van economische doelstellingen, zijn onontvankelijk.

 

Artikel 58. Het resultaat van het onderzoek, vermeld in artikel 57, wordt aan de beroepsindiener binnen een termijn van dertig dagen die ingaat de dag na de datum van de verzending van het beroepschrift per beveiligde zending meegedeeld.

 

De onvolledigheid of onontvankelijkheid heeft van rechtswege de stopzetting van de beroepsprocedure tot gevolg. De beslissing wordt ter kennis gebracht van:

1° de beroepsindiener;

2° de vergunningsaanvrager;

3° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;

4° het college van burgemeester en schepenen.

 

Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

 

Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:

1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;

2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;

3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:

a)      een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;

b)      b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden;

4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.

 

Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:

1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;

2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;

3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.

 

Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.

 

Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.

 

Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.

 

De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.

 

Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.

 

Mededeling

 

Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Verlenen van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een reclamezuil gelegen, Halstraat 1A, OMV_2020133422

Besluit:

Artikel 1.

De aanvraag ingediend door Sabrina Swinnen inzake het plaatsen van een reclamezuilgelegen Halstraat 1A, met als kadastrale omschrijving: afdeling 3 sectie F nr. 1154/2 Ete vergunnen.

 

Volgens artikel 59§2 van de Vlaamse Codex RO moet de bijgevoegde bekendmaking worden aangeplakt op het perceel binnen de 10 dagen na ontvangst van de beslissing en de datum van aanplakking moet worden ingegeven op het omgevingsloket + foto per mail aan: omgeving@houthalen-helchteren.be

 

Bijzondere aandachtspunten

 

Op het volledige grondgebied van de gemeente Houthalen-Helchteren wordt momenteel een ruimtelijk onderzoek gevoerd in het kader van de aanleg van een nieuwe Noord-Zuidverbinding Limburg (N74). Het is belangrijk dat iedere aanvrager van een omgevingsvergunning in de gemeente zich bewust is van (de huidige fase van) het lopende ruimtelijk onderzoek en de mogelijke impact hiervan op de aanvragen (zowel in positieve als negatieve zin). Dit geldt in het bijzonder voor de aanvragen tot omgevingsvergunningen met betrekking tot percelen gelegen op of langsheen de tracés van de zeven te onderzoeken alternatieven (zoals omschreven in de alternatievenonderzoeksnota).

 

Decreet complex project

 

Met het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten, het besluit van 12 december 2014 tot uitvoering van het decreet complexe projecten en het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten ter uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, is de regelgeving inzake complexe projecten sinds 1 maart 2015 van kracht.

 

Noord-Zuidverbinding Limburg als complex project

 

In 2017 werd de Noord-Zuidverbinding Limburg aangeduid als een complex project. Daarmee volgt het de nieuwe procesaanpak van de complexe projectenprocedure die bestaat uit vier fases: de verkenningsfase, de onderzoeksfase, de uitwerkingsfase en de uitvoeringsfase. De fases zijn gescheiden door drie vaste beslismomenten: de startbeslissing, het voorkeursbesluit en het projectbesluit.

 

Onderzoeksfase

Op 16 maart 2018 heeft de Vlaamse Regering een startbeslissing genomen over het complex project ‘Noord-Zuidverbinding Limburg’ en een bijhorende procesnota bekend gemaakt. De startbeslissing betekent de afronding van de verkenningsfase in de procesaanpak voor de complexe projecten. Vervolgens begint de onderzoeksfase die uiteindelijk moet leiden tot een voorkeursbesluit over het project. Daarvoor moeten verschillende alternatieven op een geïntegreerde manier onderzocht en afgewogen worden.

Voorafgaand aan het onderzoek wordt een Alternatievenonderzoeksnota (AON) opgemaakt. De AON brengt alle belanghebbenden en geïnteresseerde burgers op de hoogte van het project, de ambities, de alternatieven en het onderzoek. Bovendien zorgt de nota ervoor dat iedereen kan reageren op de te onderzoeken alternatieven en de methodologie van het onderzoek. Eenieder kan de AON via de projectwebsite (https://www.noordzuidlimburg.be/documenten) raadplegen. Indien dit nodig zou zijn, kan een geactualiseerde AON (en bijhorend overwegingsdocument) opgemaakt worden na het doorlopen van de adviesronde en publieke raadpleging.

De AON beschrijft zeven te onderzoeken alternatieven, die verschillende tracés volgen voor de nieuwe Noord-Zuidverbinding (N74) op het grondgebied van de gemeente Houthalen-Helchteren. Drie alternatieven volgen het tracé van de Grote Baan (N715), twee alternatieven volgen een westelijke omleiding, en twee alternatieven volgen een verschillende oostelijke omleiding.

Wanneer de Vlaamse Regering een voorkeursbesluit neemt inzake de Nood-Zuidverbinding Limburg zal het gekozen tracé en bijhorende zoekzones duidelijk afgebakend worden. Dit biedt meteen een rechtsgrond om aanvragen tot omgevingsvergunningen indien nodig te weigeren op basis van onverenigbaarheid met het voorkeursbesluit. Tevens kan het voorkeursbesluit een bouwverbod of bouwbeperkingen inhouden in bepaalde zones. De definitieve vaststelling van het voorkeursbesluit is momenteel voorzien in het najaar van 2021.

 

Platform vergunningen Noord-Zuidverbinding Limburg

Om de realisatie van de nieuwe Noord-Zuidverbinding Limburg (N74) en het voorkeursbesluit niet verder te hypothekeren, is een platform/overleg opgericht dat alle betrokken overheidsinstanties samenbrengt om de relevante aanvragen tot omgevingsvergunningen te bespreken. Het gaat dan concreet om volgende instanties: gemeente Houthalen-Helchteren, Departement Omgeving, De Werkvennootschap, Agentschap Wegen & Verkeer, en de Provincie Limburg.

Momenteel worden de aanvragen tot omgevingsvergunningen beoordeeld door het platform op basis van hun impact op de verdere uitwerking en realisatie van de nieuwe Noord-Zuidverbinding Limburg (N74). Aanvragen die zich situeren binnen de contouren van de hierboven vernoemde tracés zullen derhalve met de nodige voorzichtigheid en terughoudendheid behandeld worden. De betrokken overheidsinstanties zijn immers gebonden door de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder bij het verlenen van vergunningen aan burgers en bedrijven.

 

 

Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

 

Artikel 99. § 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;

2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;

4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt;

5° als de kleinhandelsactiviteiten niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangen.

 

De termijn, vermeld in het eerste lid, 1°, kan evenwel, op verzoek van de vergunninghouder, voor een periode van twee jaar verlengd worden als hij aantoont dat de niet-verwezenlijking het gevolg is van een vreemde oorzaak die hem niet kan worden toegerekend. De vergunninghouder dient de aanvraag van de verlenging, op straffe van verval, met een beveiligde zending en minstens drie maanden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar in bij de overheid die de vergunning heeft verleend. Die overheid weigert de aanvraag van de verlenging alleen als:

1° er geen sprake is van een vreemde oorzaak die niet aan de vergunninghouder kan worden toegerekend;

2° de aangevraagde en vergunde handelingen strijdig zijn met inmiddels gewijzigde stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften.

 

De overheid bezorgt haar beslissing uiterlijk de dag van het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar. Bij ontstentenis van een beslissing wordt de verlenging geacht te zijn goedgekeurd. Als de verlenging wordt goedgekeurd, worden de termijnen, vermeld in het eerste lid, 3° en 4°, ook met twee jaar verlengd.

 

Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.

 

§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.

 

§ 2/1. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van kleinhandelsactiviteiten vervalt van rechtswege als de kleinhandelsactiviteiten meer dan vijf opeenvolgende jaren worden onderbroken.

 

§ 2/2. De omgevingsvergunning voor het wijzigen van de vegetatie vervalt van rechtswege als het wijzigen van de vegetatie niet binnen twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.

 

§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.

 

Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.

 

Artikel 100. De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.

 

In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als aktename en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.

 

Artikel 101. De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.

 

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.

 

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.

 

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI van de VCRO, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.

 

Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

 

Artikel 52. De Vlaamse Regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar zijn bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.

 

De Vlaamse Regering bepaalt in welke gevallen de gewestelijke omgevingsambtenaar over het beroep kan beslissen.

 

De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.

 

Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:

1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;

2° het betrokken publiek;

3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;

4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;

5° ...;

6° de leidend ambtenaar van het Departement Omgeving of, bij zijn afwezigheid, zijn gemachtigde;

7° de leidend ambtenaar van het Agentschap Innoveren en Ondernemen of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde, als het project vergunningsplichtige kleinhandelsactiviteiten omvat;

8° de leidend ambtenaar van het agentschap, bevoegd voor natuur en bos, of, bij zijn afwezigheid, zijn gemachtigde als het project vergunningsplichtige wijzigingen van de vegetatie omvat.

 

Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:

1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;

2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;

3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.

 

Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.

 

In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:

1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;

2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;

3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.

 

Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.

 

Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:

1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;

2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;

3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.

 

De Vlaamse Regering bepaalt, eventueel met inbegrip van een onontvankelijkheidssanctie, nadere regels met betrekking tot de opbouw en de inhoud van het beroepsschrift en de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.

 

Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de provinciale respectievelijk gewestelijke omgevingsambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.

 

Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de provinciale respectievelijk gewestelijke omgevingsambtenaar of de door hem gemachtigde de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.

 

Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.

 

Artikel 57/1. Beroepen inzake omgevingsvergunningen die uitsluitend kleinhandelsactiviteiten omvatten en die louter gebaseerd zijn op economische criteria in functie van economische doelstellingen, zijn onontvankelijk.

 

Artikel 58. Het resultaat van het onderzoek, vermeld in artikel 57, wordt aan de beroepsindiener binnen een termijn van dertig dagen die ingaat de dag na de datum van de verzending van het beroepschrift per beveiligde zending meegedeeld.

 

De onvolledigheid of onontvankelijkheid heeft van rechtswege de stopzetting van de beroepsprocedure tot gevolg. De beslissing wordt ter kennis gebracht van:

1° de beroepsindiener;

2° de vergunningsaanvrager;

3° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;

4° het college van burgemeester en schepenen.

 

Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

 

Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:

1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;

2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;

3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:

a)      een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;

b)      b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden;

4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.

 

Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:

1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;

2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;

3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.

 

Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.

 

Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.

 

Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.

 

De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.

 

Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.

 

Mededeling

 

Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Verlenen van een omgevingsvergunning voor het regulariseren en aanpassen van een tweewoonst gelegen, Bosstraat 5, OMV_2020130899

Besluit:

Artikel 1.

De aanvraag ingediend door Roberto Pergola inzake het regulariseren en aanpassen van een tweewoonstgelegen Bosstraat 5, met als kadastrale omschrijving: afdeling 4 sectie B nr. 935Hvoorwaardelijk te vergunnen.

 

Artikel 2.

Volgende voorwaarden en/of lasten worden opgelegd:

Om wille van de zeer kleine tuinen mogen er geen extra gebouwen meer opgericht worden na deze aanvraag.

 

Volgens artikel 59§2 van de Vlaamse Codex RO moet de bijgevoegde bekendmaking worden aangeplakt op het perceel binnen de 10 dagen na ontvangst van de beslissing en de datum van aanplakking moet worden ingegeven op het omgevingsloket + foto per mail aan: omgeving@houthalen-helchteren.be

 

Bijzondere aandachtspunten

 

Op het volledige grondgebied van de gemeente Houthalen-Helchteren wordt momenteel een ruimtelijk onderzoek gevoerd in het kader van de aanleg van een nieuwe Noord-Zuidverbinding Limburg (N74). Het is belangrijk dat iedere aanvrager van een omgevingsvergunning in de gemeente zich bewust is van (de huidige fase van) het lopende ruimtelijk onderzoek en de mogelijke impact hiervan op de aanvragen (zowel in positieve als negatieve zin). Dit geldt in het bijzonder voor de aanvragen tot omgevingsvergunningen met betrekking tot percelen gelegen op of langsheen de tracés van de zeven te onderzoeken alternatieven (zoals omschreven in de alternatievenonderzoeksnota).

 

Decreet complex project

 

Met het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten, het besluit van 12 december 2014 tot uitvoering van het decreet complexe projecten en het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten ter uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, is de regelgeving inzake complexe projecten sinds 1 maart 2015 van kracht.

 

Noord-Zuidverbinding Limburg als complex project

 

In 2017 werd de Noord-Zuidverbinding Limburg aangeduid als een complex project. Daarmee volgt het de nieuwe procesaanpak van de complexe projectenprocedure die bestaat uit vier fases: de verkenningsfase, de onderzoeksfase, de uitwerkingsfase en de uitvoeringsfase. De fases zijn gescheiden door drie vaste beslismomenten: de startbeslissing, het voorkeursbesluit en het projectbesluit.

 

Onderzoeksfase

Op 16 maart 2018 heeft de Vlaamse Regering een startbeslissing genomen over het complex project ‘Noord-Zuidverbinding Limburg’ en een bijhorende procesnota bekend gemaakt. De startbeslissing betekent de afronding van de verkenningsfase in de procesaanpak voor de complexe projecten. Vervolgens begint de onderzoeksfase die uiteindelijk moet leiden tot een voorkeursbesluit over het project. Daarvoor moeten verschillende alternatieven op een geïntegreerde manier onderzocht en afgewogen worden.

Voorafgaand aan het onderzoek wordt een Alternatievenonderzoeksnota (AON) opgemaakt. De AON brengt alle belanghebbenden en geïnteresseerde burgers op de hoogte van het project, de ambities, de alternatieven en het onderzoek. Bovendien zorgt de nota ervoor dat iedereen kan reageren op de te onderzoeken alternatieven en de methodologie van het onderzoek. Eenieder kan de AON via de projectwebsite (https://www.noordzuidlimburg.be/documenten) raadplegen. Indien dit nodig zou zijn, kan een geactualiseerde AON (en bijhorend overwegingsdocument) opgemaakt worden na het doorlopen van de adviesronde en publieke raadpleging.

De AON beschrijft zeven te onderzoeken alternatieven, die verschillende tracés volgen voor de nieuwe Noord-Zuidverbinding (N74) op het grondgebied van de gemeente Houthalen-Helchteren. Drie alternatieven volgen het tracé van de Grote Baan (N715), twee alternatieven volgen een westelijke omleiding, en twee alternatieven volgen een verschillende oostelijke omleiding.

Wanneer de Vlaamse Regering een voorkeursbesluit neemt inzake de Nood-Zuidverbinding Limburg zal het gekozen tracé en bijhorende zoekzones duidelijk afgebakend worden. Dit biedt meteen een rechtsgrond om aanvragen tot omgevingsvergunningen indien nodig te weigeren op basis van onverenigbaarheid met het voorkeursbesluit. Tevens kan het voorkeursbesluit een bouwverbod of bouwbeperkingen inhouden in bepaalde zones. De definitieve vaststelling van het voorkeursbesluit is momenteel voorzien in het najaar van 2021.

 

Platform vergunningen Noord-Zuidverbinding Limburg

Om de realisatie van de nieuwe Noord-Zuidverbinding Limburg (N74) en het voorkeursbesluit niet verder te hypothekeren, is een platform/overleg opgericht dat alle betrokken overheidsinstanties samenbrengt om de relevante aanvragen tot omgevingsvergunningen te bespreken. Het gaat dan concreet om volgende instanties: gemeente Houthalen-Helchteren, Departement Omgeving, De Werkvennootschap, Agentschap Wegen & Verkeer, en de Provincie Limburg.

Momenteel worden de aanvragen tot omgevingsvergunningen beoordeeld door het platform op basis van hun impact op de verdere uitwerking en realisatie van de nieuwe Noord-Zuidverbinding Limburg (N74). Aanvragen die zich situeren binnen de contouren van de hierboven vernoemde tracés zullen derhalve met de nodige voorzichtigheid en terughoudendheid behandeld worden. De betrokken overheidsinstanties zijn immers gebonden door de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder bij het verlenen van vergunningen aan burgers en bedrijven.

 

 

Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

 

Artikel 99. § 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;

2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;

4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt;

5° als de kleinhandelsactiviteiten niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangen.

 

De termijn, vermeld in het eerste lid, 1°, kan evenwel, op verzoek van de vergunninghouder, voor een periode van twee jaar verlengd worden als hij aantoont dat de niet-verwezenlijking het gevolg is van een vreemde oorzaak die hem niet kan worden toegerekend. De vergunninghouder dient de aanvraag van de verlenging, op straffe van verval, met een beveiligde zending en minstens drie maanden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar in bij de overheid die de vergunning heeft verleend. Die overheid weigert de aanvraag van de verlenging alleen als:

1° er geen sprake is van een vreemde oorzaak die niet aan de vergunninghouder kan worden toegerekend;

2° de aangevraagde en vergunde handelingen strijdig zijn met inmiddels gewijzigde stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften.

 

De overheid bezorgt haar beslissing uiterlijk de dag van het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar. Bij ontstentenis van een beslissing wordt de verlenging geacht te zijn goedgekeurd. Als de verlenging wordt goedgekeurd, worden de termijnen, vermeld in het eerste lid, 3° en 4°, ook met twee jaar verlengd.

 

Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.

 

§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.

 

§ 2/1. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van kleinhandelsactiviteiten vervalt van rechtswege als de kleinhandelsactiviteiten meer dan vijf opeenvolgende jaren worden onderbroken.

 

§ 2/2. De omgevingsvergunning voor het wijzigen van de vegetatie vervalt van rechtswege als het wijzigen van de vegetatie niet binnen twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.

 

§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.

 

Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.

 

Artikel 100. De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.

 

In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als aktename en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.

 

Artikel 101. De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.

 

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.

 

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.

 

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI van de VCRO, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.

 

Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

 

Artikel 52. De Vlaamse Regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar zijn bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.

 

De Vlaamse Regering bepaalt in welke gevallen de gewestelijke omgevingsambtenaar over het beroep kan beslissen.

 

De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.

 

Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:

1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;

2° het betrokken publiek;

3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;

4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;

5° ...;

6° de leidend ambtenaar van het Departement Omgeving of, bij zijn afwezigheid, zijn gemachtigde;

7° de leidend ambtenaar van het Agentschap Innoveren en Ondernemen of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde, als het project vergunningsplichtige kleinhandelsactiviteiten omvat;

8° de leidend ambtenaar van het agentschap, bevoegd voor natuur en bos, of, bij zijn afwezigheid, zijn gemachtigde als het project vergunningsplichtige wijzigingen van de vegetatie omvat.

 

Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:

1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;

2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;

3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.

 

Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.

 

In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:

1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;

2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;

3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.

 

Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.

 

Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:

1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;

2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;

3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.

 

De Vlaamse Regering bepaalt, eventueel met inbegrip van een onontvankelijkheidssanctie, nadere regels met betrekking tot de opbouw en de inhoud van het beroepsschrift en de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.

 

Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de provinciale respectievelijk gewestelijke omgevingsambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.

 

Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de provinciale respectievelijk gewestelijke omgevingsambtenaar of de door hem gemachtigde de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.

 

Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.

 

Artikel 57/1. Beroepen inzake omgevingsvergunningen die uitsluitend kleinhandelsactiviteiten omvatten en die louter gebaseerd zijn op economische criteria in functie van economische doelstellingen, zijn onontvankelijk.

 

Artikel 58. Het resultaat van het onderzoek, vermeld in artikel 57, wordt aan de beroepsindiener binnen een termijn van dertig dagen die ingaat de dag na de datum van de verzending van het beroepschrift per beveiligde zending meegedeeld.

 

De onvolledigheid of onontvankelijkheid heeft van rechtswege de stopzetting van de beroepsprocedure tot gevolg. De beslissing wordt ter kennis gebracht van:

1° de beroepsindiener;

2° de vergunningsaanvrager;

3° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;

4° het college van burgemeester en schepenen.

 

Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

 

Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:

1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;

2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;

3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:

a)      een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;

b)      b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden;

4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.

 

Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:

1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;

2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;

3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.

 

Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.

 

Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.

 

Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.

 

De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.

 

Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.

 

Mededeling

 

Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Advies van CBS aan Bestendige Deputatie voor GRAFITYP ENGINEERING EUROPE voor het bijstellen van de voorwaarden van de omgevingsvergunning op naam van nv grafityp selfadhesive products en nv grafityp engineering europe (inrichtingsnummer: 20171115-0017) gelegen te Centrum-Zuid 1539, 1545 en Stationsstraat 43 te Houthalen-Helchteren, OMV_2020106290.

Besluit:

Artikel 1

Een gunstig advies te verlenen voor de aanvraag ingediend door GRAFITYP ENGINEERING EUROPE NV en GRAFITYP SELFADHESIVE PRODUCTS NV inzake bijstellen van de voorwaarden van de omgevingsvergunning op naam van nv grafityp selfadhesive products en nv grafityp engineering europe (inrichtingsnummer: 20171115-0017) gelegen Centrum-Zuid 1539, 1545 en Stationsstraat 43 te Houthalen-Helchteren, met als kadastrale omschrijving: afdeling 1 sectie C nrs. 166F4 en 274K2.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Akte te nemen van de melding van Tom Oyen en Valerie Kerfs voor het uitvoeren van een bronbemaling nodig voor het bouwen van een kelder onder het gebouw gelegen, Broekstraat zn, OMV_2020136248

Besluit:

Artikel 1.

Akte te nemen van de melding van Tom Oyen en Valerie Kerfs, voor het uitvoeren van een bronbemaling nodig voor het bouwen van een kelder onder het gebouw, met volgende rubrieken uit de indelingslijst:

 

53.2.2°a)

Bemaling met filters voor uitgraven kelder (totale eenheden: 25000 m³/jaar)

klasse 3

 

De melding heeft betrekking op een terrein, gelegen te Broekstraat zn kadastraal bekend als: afdeling 4 sectie D nr. 112D

 

Artikel 2.

De plannen en het meldingsdossier waarop deze akte gebaseerd is, maken integraal deel uit van de meldingsakte.

 

Artikel 3.

De aktename is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende voorwaarden:

De algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II en III van het Vlarem

 

 

Bijzondere aandachtspunten

 

Op het volledige grondgebied van de gemeente Houthalen-Helchteren wordt momenteel een ruimtelijk onderzoek gevoerd in het kader van de aanleg van een nieuwe Noord-Zuidverbinding Limburg (N74). Het is belangrijk dat iedere aanvrager van een omgevingsvergunning in de gemeente zich bewust is van (de huidige fase van) het lopende ruimtelijk onderzoek en de mogelijke impact hiervan op de aanvragen (zowel in positieve als negatieve zin). Dit geldt in het bijzonder voor de aanvragen tot omgevingsvergunningen met betrekking tot percelen gelegen op of langsheen de tracés van de zeven te onderzoeken alternatieven (zoals omschreven in de alternatievenonderzoeksnota).

 

Decreet complex project

 

Met het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten, het besluit van 12 december 2014 tot uitvoering van het decreet complexe projecten en het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten ter uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, is de regelgeving inzake complexe projecten sinds 1 maart 2015 van kracht.

 

Noord-Zuidverbinding Limburg als complex project

 

In 2017 werd de Noord-Zuidverbinding Limburg aangeduid als een complex project. Daarmee volgt het de nieuwe procesaanpak van de complexe projectenprocedure die bestaat uit vier fases: de verkenningsfase, de onderzoeksfase, de uitwerkingsfase en de uitvoeringsfase. De fases zijn gescheiden door drie vaste beslismomenten: de startbeslissing, het voorkeursbesluit en het projectbesluit.

 

Onderzoeksfase

Op 16 maart 2018 heeft de Vlaamse Regering een startbeslissing genomen over het complex project ‘Noord-Zuidverbinding Limburg’ en een bijhorende procesnota bekend gemaakt. De startbeslissing betekent de afronding van de verkenningsfase in de procesaanpak voor de complexe projecten. Vervolgens begint de onderzoeksfase die uiteindelijk moet leiden tot een voorkeursbesluit over het project. Daarvoor moeten verschillende alternatieven op een geïntegreerde manier onderzocht en afgewogen worden.

Voorafgaand aan het onderzoek wordt een Alternatievenonderzoeksnota (AON) opgemaakt. De AON brengt alle belanghebbenden en geïnteresseerde burgers op de hoogte van het project, de ambities, de alternatieven en het onderzoek. Bovendien zorgt de nota ervoor dat iedereen kan reageren op de te onderzoeken alternatieven en de methodologie van het onderzoek. Eenieder kan de AON via de projectwebsite (https://www.noordzuidlimburg.be/documenten) raadplegen. Indien dit nodig zou zijn, kan een geactualiseerde AON (en bijhorend overwegingsdocument) opgemaakt worden na het doorlopen van de adviesronde en publieke raadpleging.

De AON beschrijft zeven te onderzoeken alternatieven, die verschillende tracés volgen voor de nieuwe Noord-Zuidverbinding (N74) op het grondgebied van de gemeente Houthalen-Helchteren. Drie alternatieven volgen het tracé van de Grote Baan (N715), twee alternatieven volgen een westelijke omleiding, en twee alternatieven volgen een verschillende oostelijke omleiding.

Wanneer de Vlaamse Regering een voorkeursbesluit neemt inzake de Nood-Zuidverbinding Limburg zal het gekozen tracé en bijhorende zoekzones duidelijk afgebakend worden. Dit biedt meteen een rechtsgrond om aanvragen tot omgevingsvergunningen indien nodig te weigeren op basis van onverenigbaarheid met het voorkeursbesluit. Tevens kan het voorkeursbesluit een bouwverbod of bouwbeperkingen inhouden in bepaalde zones. De definitieve vaststelling van het voorkeursbesluit is momenteel voorzien in het najaar van 2021.

 

Platform vergunningen Noord-Zuidverbinding Limburg

Om de realisatie van de nieuwe Noord-Zuidverbinding Limburg (N74) en het voorkeursbesluit niet verder te hypothekeren, is een platform/overleg opgericht dat alle betrokken overheidsinstanties samenbrengt om de relevante aanvragen tot omgevingsvergunningen te bespreken. Het gaat dan concreet om volgende instanties: gemeente Houthalen-Helchteren, Departement Omgeving, De Werkvennootschap, Agentschap Wegen & Verkeer, en de Provincie Limburg.

Momenteel worden de aanvragen tot omgevingsvergunningen beoordeeld door het platform op basis van hun impact op de verdere uitwerking en realisatie van de nieuwe Noord-Zuidverbinding Limburg (N74). Aanvragen die zich situeren binnen de contouren van de hierboven vernoemde tracés zullen derhalve met de nodige voorzichtigheid en terughoudendheid behandeld worden. De betrokken overheidsinstanties zijn immers gebonden door de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder bij het verlenen van vergunningen aan burgers en bedrijven.

 

 

 

Uitvoerbaarheid

U mag het project uitvoeren of exploiteren de dag na de datum van de betekening van de meldingsakte.

 

Aanplakking

U moet de meldingsakte bekend maken door de aanplakking van een affiche op de plaats waar het voorwerp van de melding uitgevoerd zal worden conform artikel 139 BVR OVG.

 

De aanplakking gebeurt conform artikel 59 BVR OVG waarbij de vergunningsaanvrager gelezen moet worden als de persoon die de melding verricht. Het opschrift van de aan te plakken affiche luidt : ‘BEKENDMAKING MELDINGSAKTE’.

 

Verval

De meldingsakte vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de verwezenlijking van de gemelde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de meldingsakte;

2° als het uitvoeren van de gemelde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

3° als de gemelde gebouwen niet winddicht zijn binnen drie jaar na de aanvang van de gemelde stedenbouwkundige handelingen;

4° als de exploitatie van de gemelde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de meldingsakte aanvangt.

 

De meldingsakte voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de exploitatie van de gemelde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan.

 

Beroepsmogelijkheid

U kunt, als betrokken publiek, een beroep instellen tegen deze beslissing.

U maakt deel uit van het betrokken publiek als u als natuurlijke persoon, rechtspersoon, vereniging, organisatie of groep met rechtspersoonlijkheid gevolgen ondervindt of waarschijnlijk ondervindt van of belanghebbende bent bij de besluitvorming over de afgifte van een omgevingsvergunning of de bijstelling van vergunningsvoorwaarden.

 

Bezorg hiertoe een verzoekschrift tot schorsing en/of vernietiging per aangetekende brief of door neerlegging ter griffie aan:

Raad voor Vergunningsbetwistingen

p/a Dienst van de Bestuursrechtscolleges Koning Albert II-laan 35 bus 81

1030 Brussel

 

Doe dit op straffe van onontvankelijkheid binnen een vervaltermijn van 45 dagen te rekenen vanaf (de datum van de eerste dag van aanplakking). Deze dag is niet inbegrepen.

 

Dien het verzoekschrift in vijfvoud in, namelijk één origineel en vier fotokopies of een digitale kopie.

 

Bezorg gelijktijdig een afschrift van het verzoekschrift ter informatie aan:

  • de aanvrager (u vindt het adres van deze laatste in de beslissing).
  • het Vlaamse Gewest
  • DEPARTEMENT OMGEVING
  • Afdeling Gebiedsontwikkeling, omgevingsplanning en –projecten (GOP)
  • Koning Albert II-laan 20 bus 8
  • 1000 Brussel

 

Vermeld in het verzoekschrift minstens de volgende gegevens:

  • uw naam, hoedanigheid, woonplaats of zetel, de gekozen woonplaats in België en in voorkomend geval een telefoonnummer en een e-mailadres;
  • (*) het Vlaamse Gewest of (*) de betrokken Gewestelijke Omgevingsambtenaar en het hierboven vermelde adres van het Vlaams Gewest als verweerder;
  • het voorwerp van het beroep;
  • referentie: OMV_2020136248
  • een uiteenzetting van de feiten en de ingeroepen middelen;
  • een inventaris van de overtuigingsstukken.

 

U bent een rolrecht verschuldigd van:

  • 200 euro bij het indienen van een verzoekschrift tot vernietiging
  • 100 euro bij het indienen van een verzoekschrift tot schorsing of tot schorsing wegens uiterst dringende noodzakelijkheid.

 

Betaal het rolrecht binnen een termijn van 15 dagen, die ingaat de dag na deze van de betekening van het verzoek daartoe door de griffier van de Raad. Als het bedrag niet binnen de termijn van 15 dagen is gestort wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

 

De procedure voor de Raad van Vergunningsbetwistingen wordt geregeld in het decreet  van

4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges, het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse Bestuursrechtscolleges.

(http://www.dbrc.be/vergunningsbetwistingen)

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Besloten zitting

Aanwijzen personeelsleden om personen te horen die een bezwaarschrift hebben ingediend tegen een gemeentebelasting.

Gelet op de wetgeving ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt dit punt niet openbaar gemaakt.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020
Overzicht punten

 

Zitting van 26 oktober 2020

Besloten zitting

Kennisgeving plan-MER Beleidsplan Ruimte Limburg: advies tijdens publieke inspraakronde

Besluit:

Artikel 1

Bovenstaand advies per email (mer@vlaanderen.be) over te maken aan Team MER, Departement Omgeving, met als vermelding "plan Plan-MER voor Beleidsplan Ruimte van de provincie Limburg (PL0264)", en dit uiterlijk op 30 oktober 2020.

 

Publicatiedatum: 04/11/2020